[2] 'Moet men hem in alle ernst voor het onvoorwaardelijk waarachtigste en allerhoogste wezen houden, of moeten we hem nog meer vragen stellen over wie hij nu eigenlijk is?
[3] En mocht hij toch werkelijk zijn waarvoor hij zich uitgeeft, en wat de koning in feite zeer beslist vanaf zijn troon over hem heeft gezegd, dan zou hij ons toch wel een teken kunnen geven, waardoor wij hem onfeilbaar en zonder enige twijfel zullen moeten herkennen!
[4] Want wat de wijsheid van zijn woorden betreft, die is voor onze begrippen weliswaar onmetelijk hoog en bovenal groot en verheven; maar laten wij iemand anders van de hoogte spreken, dan zal hetzelfde het geval zijn, - want ook die zullen zo spreken dat wij van hun woorden niet bepaald veel zullen begrijpen!'
[5] Eén uit het gezelschap zei tegen de overleggenden: 'Broeders, luister, ik ben juist op een kostelijk goede gedachte gekomen! Wat zullen wij nu doen, en wat moet er gebeuren? Wat willen wij dan te weten komen? Zie, daar gaat ons hele overleg over! Maar daarvoor heb ik nu precies de goede gedachte.
[6] Wij zouden van deze man graag een teken ontvangen, om te kunnen geloven dat hij werkelijk is wat de koning van hem gezegd heeft.
[7] Maar welk teken, vragen wij ons af, gaf de grote Farak ons als waarborg voor de waarheid van zijn leer!
[8] Naar mijn weten geen ander dan enkel de verheven leer zelf; en toch geloofden wij zijn leer en dachten daarbij niet na in hoeverre die waar of onwaar zou zijn!
[9] Hoe kunnen wij dan hier een teken ter bekrachtiging van ons geloof verlangen om het onbegrijpelijke van de leer van Farak in te ruilen voor het zeer begrijpelijke van de leer van deze man, die niet eens geloof verlangt, maar alleen met heel zachte, hoewel eindeloos wijze woorden spreekt: `Geloof Mij niet, maar heb Mij lief als de enige ware Vader, dan zal de vlam van de liefde het helderste licht voor jullie worden, en dan zullen jullie in je hart duidelijk zien of Ik ben wat Lamech aan jullie over Mij heeft verkondigd!' Wat willen wij nog meer?!
[10] Ik weet maar al te goed dat twee mensen elkaar nooit eerder helemaal kennen, dan wanneer zij elkaar volledig als waarachtige broeders en dus ook als zeer intieme vrienden beginnen lief te hebben. Wie kan een vrouw kennen als hij haar niet liefheeft en zij hem niet?!
[11] Voorwaar, wie zou willen beweren: `Ik ben ten gevolge van mijn heldere verstand een mensenkenner en de slimheid van de vrouwen is voor mij een open boek!', tegen hem zeg ik dat hij een grote leugenaar is!
[12] Maar als we zien dat het met de liefde jegens onze broeders en zusters nooit mis ging en ook nooit mis zal gaan, dan zie ik waarlijk niet in waarom het met de liefde jegens God niet goed zou gaan!
[13] En wat deze arme man betreft, moet ik openlijk bekennen: ik heb hem reeds buitengewoon lief; want een mens met zo'n wijsheid is in eeuwigheid niet arm. Wanneer hij echter zelf, door zijn liefde genoopt, alles weggaf wat hij had, wie zou dan geen wederliefde voor zo'n liefde opvatten?!
[14] Ik bedoel nu dus: hij is een liefdevolle, wijze man, een heerlijke broeder, - ja, hij is een man vol naastenliefde en vol van de hoogste, echte vaderliefde; daarom zullen wij hem ook zo liefhebben als wij hem zien en kennen!
[15] Om te beoordelen of hij God zelf is of niet God is, dat ligt nu nog zeer ver buiten ons vermogen; maar dat hij iets waarachtig goddelijks in zich heeft, dat ligt in zijn hele wezen en ieder van zijn woorden besloten!
[16] En daarom wil ik dan ook de eerste zijn die hem met een fel vlammend hart zal naderen en hem nu al nader!'
[17] Nu liep de spreker naar de Heer toe en zei tegen Hem: 'Allerliefste broeder, vol van goddelijke wijsheid en meest ware vaderlijke liefde! Wees wie en watje ook maar wilt zijn, ik houd nu eenmaal van je, omdat ik jou alle liefde waardig heb bevonden, en ik weet maar al te goed dat zo'n ware liefde bij jou op z'n plaats is!'
[18] Hier omarmde hij de Heer en drukte Hem aan zijn hart.
[19] En de Heer zei tegen hem: 'Nu heb je het eeuwige leven omhelsd; laat jouw liefde een helder licht voor je worden! Amen.'
[20] Nu begon de spreker te zuchten en zei tegen zijn broeders: 'Hierheen, kom hierheen! O broeders, waarlijk, waarlijk, hier is meer dan alleen maar een mens! Hier is waarachtig de Vader!'
«« 258 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.