[2] Wanneer het zo is, ben je waarlijk het meest beklagenswaardige schepsel in de gehele oneindigheid!
[3] Want men kan zich geen ellendiger en ongelukkiger wezen indenken dan een wezen dat het goede en ware tot in alle diepte moet erkennen en bovendien nog de sterkste drang moet hebben ernaar te handelen; en als het volgens die drang in alle ernst te werk wil gaan, grijpt de Godheid het met Haar grimmigheid en zet het wezen tegen zijn eigen wil en zijn goede inzicht aan om het boze te doen, opdat daardoor voor de Godheid een nieuwe reden in dit ongelukkige wezen ontstaat, dat het door die liefdeloze en ongerechte Godheid aan een nieuwe en steeds ergere verdoemenis schuldig moet maken.
[4] Maar als dat werkelijk zo is, vertel me dan hoe het komt dat de Heer tegenover ons zo genadig en barmhartig is, dat wij niet anders kunnen dan Hem ten eerste als de allerzuiverste, eeuwige, oneindige liefde te erkennen en Hem daarom ook boven alles lief te hebben en ten tweede om daarnaast nog duidelijk van Hemzelf te vernemen dat Hij als de allerliefdevolste Vader al het mogelijke heeft gedaan en ook verder nog al het mogelijke wil doen om jouw eeuwige hardnekkigheid te breken, zodat je weer gewonnen mag worden?!
[5] Ja, zeg me, hoe het dan komt dat de Heer de hele zichtbare schepping alleen voor jou in het leven riep om je door de harde beproeving van de stoffelijke dood weer tot volledige ommekeer te bewegen, en je desondanks niet tot de Vader wilt terugkeren en de Vader nu door Zijn eindeloze liefde genoodzaakt is om jouw gehele levenskracht te verdelen in de talloze speciale levens van de mensen op deze aarde alsook op de ontelbare andere hemellichamen, om je op die wijze van je eigenzinnigheid te ontdoen en om je zo ook, in ons mensen verdeeld, weer terug te voeren, omdat je daar ongedeeld eeuwig nooit toe zou besluiten?! Zeg me hoe dat komt en dan zal ik doen wat je van mij hebt gevraagd!'
[6] Hierop opende de draak wederom zijn mond en zei tegen Henoch: 'O onrijpe mens! Je weet nog niet hoe duizend jaar van de aarde smaken, en je wilt God, de Eeuwige, reeds beter kennen dan ik, terwijl ik Hem toch reeds eeuwigheden heb meegemaakt van al Zijn kanten?! O zie, hoe eindeloos zwak en dwaas jij bent!
[7] Luister, ik wil jouw zeer jonge ogen openen, opdat je op zijn minst een vonkje zult zien van hoe het met jouw God, die je vermeent te kennen, is gesteld! Luister dus!
[8] Van zulke scheppingen als deze huidige, ken ik er reeds talloze miljarden! Elke daarvan bestond ongeveer een groot miljard aantal aardse jaren (NB. Een dergelijk groot miljard is een getal bestaande uit een 1 met negenhonderd nullen), voor jou, arme jonge mens, op zichzelf al een ondenkbaar aantal!
[9] Wanneer zo'n scheppingstijd was afgelopen en God genoeg had van Zijn schepselen, dan liet Hij Zijn grote gedachtespel weer varen, dat wil zeggen - begrijp het goed! - Hij vernietigde die hele eindeloze schepping weer en dan bestond er weer een eindeloze leegte gedurende meerdere grote miljarden van jouw aardse jaren, en er bestond niets buiten Hem en mij, daar ik me altijd met geweld tegen elke vernietiging heb kunnen verzetten, omdat ik een wezenlijk deel van de Godheid zelf ben en altijd ben geweest.
[10] Wanneer de Godheid dan in zo'n voor jou onvoorstelbare tijd weer een nieuw groot scheppingsplan had opgesteld, dan werd er spoedig weer volop geschapen, en wanneer die schepping haar tijd weer zo had doorgemaakt en de Godheid weer genoeg had gekregen van Haar schepselen, dan was het al gauw weer gedaan met zo'n nieuwe schepping; er vond een totale vernietiging plaats van alle dingen, die toch al niets anders zijn dan slechts voor een bepaalde tijd gefixeerde gedachten van God, en een schijnbaar eeuwige leegte trad weer in de plaats van de vroegere scheppingspracht.
[11] Dat zoiets zich steeds in Gods oereeuwige machts en instandhoudingsplan bevindt, kun je immers al op aarde zien, waar de dingen altijd wisselen tussen ontstaan, bestaan en vergaan. Vandaag zie je een heerlijke bloem bloeien en morgen sterft zij alweer af en is dan voor eeuwig tenietgegaan, en zo gaat het eeuwigdurend met talloze dingen zowel in het groot als in het klein. Daarvan ben ik reeds een heel oude, onverwoestbare getuige.
[12] Wanneer jij dus aan een eeuwig leven gelooft, vergis jij je deerlijk; want buiten God en mij heeft niets een eeuwigdurend en dus onvernietigbaar bestaan, - God, omdat Hij van oorsprong in Zichzelf in zijn oereigen eeuwige Zijn is, en ik, omdat ik geen gedachte uit God ben, zoals jij en de gehele schepping, maar een onvernietigbaar, wezenlijk afgescheiden deel van de Godheid Zelf!
[13] Als je derhalve vraagt hoe het komt dat ik ondanks alle moeite van God niet wil omkeren, terwijl jij Hem toch als de zuiverste liefde hebt ervaren, zeg ik je: Die reden is nu immers zo klaar als de dag voor jou en is geen andere dan dat ik God tot in Zijn diepste wezen ken, - hetgeen voor jou eeuwig onmogelijk zal zijn omdat jij ten eerste de eeuwigheid, zoals zij was, als een eendagsvlieg onmogelijk kunt begrijpen - en evenmin zoals zij in het vervolg zal zijn!
[14] Je zou je weliswaar met je huidige levenskracht, die eveneens een buitengewoon klein deel van het goddelijke wezen is, net zoals ik helemaal van God kunnen afscheiden en zo ook eeuwig kunnen bestaan, als je wist hoe; maar zou je dat doen, dan zou de eindeloos grotere macht van de Godheid je even verschrikkelijk behandelen als Zij mij nu behandelt, en je zou met je eeuwige bestaan uiterst weinig hebben gewonnen, omdat het beter is om niet te zijn, dan om te zijn zoals ik!
[15] Omdat ik nu echter in volle ernst genoeg heb van dit eeuwige onbestendige beheer, heb ik twee dingen voor mijzelf besloten: ofwel God voor eeuwig geheel uit Zijn macht te ontzetten en al Zijn macht aan mij te trekken om dan eindelijk een waarachtig eeuwige bestaansorde voor alle schepselen te grondvesten, - of, mocht mij dat niet lukken, dan wil ik in het tweede geval mijzelf voor eeuwig doden, om daardoor aan de Godheid Zelf een eeuwig einde te maken!
[16] Want hoe dikwijls heb ik de Godheid al gevraagd om in de schepping een eeuwige vaste bestaansorde te vestigen; maar het was altijd puur voor niets!
[17] Mijn licht wilde ik aan Haar teruggeven; Zij nam mij door andere, voor een korte tijd geschapen wezens, gevangen. Maar daar Zij desondanks niet in staat was mij te overwinnen, liet Zij mij in een hoogst ellendig bestaan blijven, daar mijn vroegere wezen uit haar onbegrensde zijn tot deze gestalte ineenschrompelde.
[18] Maar nu ziet de Godheid door mijn licht pas in, dat ik nu voor Haar veel gevaarlijker ben dan in mijn vroegere volheid; daarom doet Zij ook alle moeite om mij te vangen!
[19] Maar je kunt er samen met je Liefdegod volledig van verzekerd zijn, dat Hem dat nooit zal lukken! Eerder zal ik mij en de Godheid doden, dan mij aan Haar gevangen te geven, opdat zij dan een des te vrijere speelruimte krijgt om te scheppen en dan het geschapene al naargelang Haar stemming, weer te vernietigen!
[20] Daarom worden de denkende wezens door de Godheid ook steeds tot deemoed aangezet, opdat het niemand zal lukken zich aan de goddelijke willekeur te onttrekken!
[21] Maar ik ben ditmaal vastbesloten om de Godheid een streek te leveren die Haar grilligheid voor eeuwig zal verdrijven! Waarlijk, deze keer zal ik Haar mijn macht tonen en Haar tuchtigen als een oude boosdoener! - Begrijp dat, Henoch! Amen!'
[22] Toen verdween de draak plotseling.
«« 274 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.