[2] Toen zij ongeveer de halve afstand afgelegd hadden begon Hored pas hij te komen van zijn overweldigende gelukzaligheid en sprakeloosheid, en haalde diep adem voor een ernstig en groot woord in deze nieuwe toestand. Maar Abedam zei tegen hem: 'Mijn geliefde Hored, laat je tong nu met rust; hoe zeer je ook in staat bent je tong in volledige overeenstemming met je hart te brengen, toch kun je er wat Mij betreft volkomen zeker van zijn, dat alleen de taal van je hart Mij veel liever en aangenamer is, dan wanneer zij door de natuurlijke ruwheid van de tong veel van haar levende lieflijkheid verliest, ook al doet dat geen afbreuk aan de waarheid. Zie, alles waar je ook maar naar kijkt, predikt je voortdurend de eeuwige waarheid; maar alleen de liefde is het meest innerlijke, onzichtbare leven van de wezens!
[3] Blijf daarom ook in jezelf, en verstrooi niet nutteloos hetgeen je hart verzameld heeft; er zal heus voor jou een tijd komen waarin je Mijn akkers zult moeten bewerken! Spaar daarom het heerlijke zaad des levens vanuit Mij voor die tijd, wanneer Ik je zal beroepen!
[4] En laat ons zo in vrede naar het geboorteland trekken, waar je nog heel wat te weten zult komen! Amen.'
[5] En zo trok dit gezelschap aan de zijde van de Vader naar de morgenhoogte. En toen zij helemaal boven aangekomen waren, was er ook reeds in honderden en honderden grote manden een meer dan rijkelijk, goed voorbereid maal, louter bestaande uit de heerlijkste, edelste, verste en bestsmakende spijzen zoals vruchten, honing, brood en in de kruiken zuiver en kostelijk bessensap.
[6] Toen Abedam nu zag dat alles in orde was, zegende Hij de spijzen en de drank en zei daarop tegen de vaderen die tic spijzen gebracht hadden: 'Roep al jullie kinderen hierheen en laat ze de spijzen en de drank maar flink uitdelen aan alle kinderen en laat ieder daarvan eten en drinken en vrolijk zijn in Mijn naam. Ze zullen nu ook allemaal vernemen, dus van mond tot mond, dat Ik, hun aller Vader zichtbaar in hun midden ben!
[7] Drie manden moeten er echter voor ons hier boven op de berg blijven; en ga nu aan het werk!
[8] Jij, Lamel, kijk eens in de richting van de avond! Zie, juist daar waar drie hoge ceders (ie top van een heuvel sieren, zul je een arme vader aantreffen niet zijn vrouw en zijn zeven kinderen, drie jongens en vier meisjes! Deze familie is nog door de oude, zeer neerdrukkende onderdanige eerbied bevangen, en wel zodanig, dat zij niet eens hun voeten een stap verder durven te zetten, zodat de hut van Adam voor hen zichtbaar zou worden!
[9] Ga er daarom vlug heen en breng allen hiernaartoe; ga ze maar halen!
[10] Jij, Lamech, neem deze middelste grootste mand en breng die naar Adam; en jij Gabiël neem de tweede voor jouw huis; maar de derde blijft hier voor Mij, voor Henoch, voor Jared, voor Lamech en zijn vrouw, voor Mijn naamgenoot, voor Kisehel en Sethlahem en zijn andere broeders, voor de vrouw van Zuriël, voor jou, Mijn Hored, en Naëhme, voor Jura, Bhusin en Ohorion en voor het gezin dat Lamel dadelijk hierheen zal brengen!
[11] Alle anderen zullen ofwel om de mand van Adam gaan zitten - en diegenen die van de morgen afkomstig zijn, om de mand van Gabiël!'
[12] Adam was echter in stilte pijnlijk getroffen dat Abedam niet aan zijn mand wilde aanzitten.
[13] Maar Abedam zei ogenblikkelijk tegen hem: 'Adam, is er dan een verschil tussen de manden? - Wees echter door je eerzuchtige liefde niet bedroefd omdat Ik de zwakken om Mij heen verzamel!
[14] De drie manden staan hier immers zo dicht naast elkaar dat zij slechts door een geringe tussenruimte van elkaar worden gescheiden; waarom maak je je dan druk over rangonderscheid?
[15] Ben Ik niet de Vader en ben Ik hier niet in jullie aller midden?! - Wees daarom vol goede moed en let niet op de rangorde van de manden, maar denk liever aan Mijn algemene vaderliefde, dan zal er zeker geen verschil zijn uit welke mand Ik of jij neemt!
[16] Meen je soms dat jouw mand daarom minder gezegend is? - Laat die misvatting maar varen! Amen.'
[17] Hierna werd het meteen weer warmer en helderder in Adams hart en hij vroeg Abedam om vergeving. Maar Abedam antwoordde hem:
[18] 'Adam, - hoe moet Ik je dan je liefde tot Mij vergeven, alsof die een zonde is?! Wees dus maar volkomen rustig; want jouw leed werd immers door je liefde tot Mij veroorzaakt. Wees daarom geheel gerust en eet opgewekt van het maal! Amen.'
[19] Na die woorden bracht de kwieke Lamel ook reeds zijn meer dan vrome buit.
[20] Abedam nu ging hen tegemoet, omdat zij erg bang waren en zei tegen hen: 'Kom hier, Mijn lieve kindertjes en heb geen vrees voor Mij, jullie eeuwige, heilige, meer dan goede Vader.'
[21] En zij herkenden Hem ogenblikkelijk, vielen voor Hem neer en prezen en loofden Hem uit volle borst.
«« 39 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.