[2] 'Broeders en vrienden! Zo waar wij allemaal van Adam afstammen, - als mijn ogen mij niet zodanig bedriegen dat ik een kat voor een berg aanzie, - waarlijk, ik wil geen tand meer in mijn mond hebben als - ja, nu is het duidelijk, - herkennen jullie het niet? - Ja, het is nu volkomen duidelijk: die twee - zijn Adam en de onbekende man!
[3] Laat degene die ons kan en wil helpen, ons nu helpen! Er is nu geen tijd meer om weg te lopen en het komt mij ook voor, dat zoiets nauwelijks mogelijk is.
[4] Wel, dat zal nu een merkwaardige aangelegenheid worden! - Broeders, weet je wat? - Laten wij ons maar meteen op de grond werpen, anders zal het helemaal mis gaan!
[5] Want Adam laat niet met zich spotten. Dat levert op z'n minst toch zeker een volkomen, minstens tien jaar durende verbanning op!
[6] En laat ieder van ons zijn uiterste best doen om uit volle borst te smeken, anders - dat zeg ik jullie - is het afgelopen met ons!
[7] Waarachtig, kijk, recht op ons af! Zij zijn al heel dichtbij; laat je nu vallen!'
[8] En dadelijk vielen allen voorover op de grond en begonnen te roepen: - 'O, verheven vader Adam, wees ons zondaars genadig en barmhartig! O verheven aartsvader, verschoon ons van uw woede! 0 boven alles machtige, ongeboren, eerste mens van de aarde, laat niet uw grote toom over ons komen!
[9] O, evenbeeld van God, zoon van Jehova, wees toegeeflijk wat onze oneindig grote dwaasheid betreft!'
[10] En zo bleven zij maar roepen terwijl de hoge Abedam en Adam allang bij hen stonden.
[11] In stilte vroeg Abedam aan Adam: 'Luister, hoe bevalt je dat geroep?'
[12] En Adam antwoordde: 'O Vader! Dat is een vreselijk gejammer; dat gejammer heb ik zelf veroorzaakt!
[13] Gisterenmorgen zou mij dat nog goed bevallen zijn; nu echter zou ik willen huilen van medelijden!
[14] Die armen vrezen mij, - en ik weet niet wat ik al niet uit liefde voor hen zou willen doen!
[15] O heilige, liefdevolle Vader, wees mij ook hier wederom genadig en wees vervuld van erbarmen en maak weer een dwaasheid van mijn hart goed.'
[16] En Abedam zei tegen hem: 'Zie en geloof Mij, dat is niet de laatste dwaasheid die je tegenover Mij beging en die Ik weer goed te maken heb; want je hebt Mij zoveel werk gegeven met de blindheid waaraan je zelf schuldig bent, dat Ik tot aan het einde der tijden volop bezig zal zijn om alles weer in de oorspronkelijke orde te brengen!
[17] Zie dus, zoals deze hier smachten, smachten er hier nog heel velen die om ons heen gelegerd zijn!
[18] Laat de familie Garthilli een duidelijk bewijs voor je zijn. Uranion en zijn nakomelingen, hoe kwamen zij op de hoogte aan? En toch is het zijn huis in de morgen dat het helderst straalt.
[19] Maar alles wat jij gedaan hebt komt op geen van je rekeningen meer voor; want zie, Ik heb het op Mijn eigen rekening gezet en weet heel goed wat Ik daarom voor alle tijden der tijden zal doen.
[20] Maar nu ben jij nog eventjes aan de beurt; roep degene die het dichtst bij ons op de grond ligt bij zijn naam en beveel hem met kalme stem op te staan en wij willen dan zien wat er te doen valt! Amen.'
[21] En nu boog Adam zich voorover naar onze eerste spreker en aanvoerder, greep zijn hand en riep in zijn oor:
[22] 'Garbiël! Sta op, - en maak een einde aan je zinloze geschreeuw!'
[23] Maar Garbiël zei dadelijk, terwijl hij nog op de grond lag, tegen de anderen: 'Broeders, houd nu op met roepen - dat helpt niets meer, - maar sta met mij op en laat iedereen voorbereid zijn op het strengste vonnis; want je weet immers allemaal, dat als de verheven vader de een of andere smekeling bij zijn linkerhand pakt en hem zegt op te staan, dat dat dan zoveel wil zeggen als: `Verdwijn onmiddellijk voor twintig jaar lang ver voorbij middernacht volledig uit mijn ogen!'
[24] O wee ons, wee ons! Het is ons dus niet eens toegestaan om onze vrouw en onze lieve kinderen mee te nemen! 0 wee, wee over ons allen; want nu zijn wij verloren!'
[25] Daarop zei Adam tegen Garbiël: 'Garbiël! Jij bent een grote dwaas; dat is nu voor alle tijden der tijden voorbij!
[26] Vrees niet; niemand van jullie wordt ooit meer verbannen, want de voor jullie nog onbekende man en ik zijn nu niet naar jullie toegekomen om je te onderdrukken, maar om je allen geheel op te richten en als dat mogelijk mocht zijn, ook volkomen tot leven te wekken. Sta daarom allemaal op! Amen.'
[27] Toen Garbiël deze woorden uit de anders zo strenge mond van Adam had vernomen, sprong hij dadelijk op als een jong hert en wist van opperste vreugde niet wat hij moest doen. Onmiddellijk omarmde hij Adam en kuste zevenmaal zijn borst; toen omarmde hij ook de hem nog onbekende man en zei:
[28] 'Wie je overigens ook mag zijn, - kort gezegd, mijn nu onbegrensde liefde ben je zeker waard! Jehova bemint toch zelfs de vliegen; waarom moet jij, mijn overigens nog onbekende broeder, van mijn nu onbeperkte brandende liefde uitgesloten zijn?!'
[29] En Abedam kreeg dus ook zeven stevige kussen op zijn borst.
[30] Toen hij beiden zo gekust had, riep hij tegen de anderen die ook opstonden: 'Broeders, kom hier! Ach, wat heb ik nu aan de borst van deze onbekende ondervonden!
[31] Er zijn geen woorden voor! - - Kom, kom, broeders en voel allen hoe buitengewoon goed het iemand in zijn nabijheid vergaat!
[32] Neen, broeders, vrienden, - ik wil in mijn eigen hart bijten en mijn huid laten stropen als deze heerlijke vreemdeling ooit ergens op aarde is geboren!
[33] En aan deze hemelse man hebben wij voorheen zo'n antwoord gegeven!
[34] Is er nu nergens een hongerige tijger die ons daarvoor allen op zou willen vreten?!
[35] O kom, kom en onderga wat hier is!'
«« 48 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.