De misstap van Sehei. Abedams grote getuigenis over Sehel

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 61 / 280 »»
[1] Met deze woorden was Sehel vervuld en de woorden waren kracht, geest en leven vanuit God en God was ieder woord uit de mond van de heilige Vader omdat God de kracht is in de liefde en die heet de Vader, net zo als de liefde de eindeloze sterkte, macht en het gezag is in alle kracht van God.
[2] En vervuld van deze woorden, die de kracht van Gods geest zijn, bleef tichel bij Abedam en maakte geen plaats voor een ander die ook geroepen werd.
[3] Maar bij Sehel was de oorzaak die hem deed blijven niet het gevoel de eerste te willen zijn noch enig eergevoel, maar alleen de kinderlijke liefde hield hem zo onontkoombaar vast aan Mij gebonden; en daarom zei Ik als Abedam ook alleen maar vanwege het gebrek aan uiterlijke plaats tegen hem:
[4] 'Sehel, zie, er moeten toch ook nog anderen bij Mij komen, zoals ook jij bij Mij kwam toen Ik je bij Me heb geroepen! Daarom mag je en kun je hier wel een beetje opzij gaan; want je hoeft nu niet meer ongerust te zijn Mij ooit weer te kunnen verliezen.
[5] Toen je tot hier kwam - wees daarover hoogst verheugd - kwam je op eigen kracht of uit eigen wil; dus zover als je kon gaan, ging je dan ook alleen.
[6] Toen je echter in Mijn nabijheid kwam, ijlde Ik jou en jullie allen tegemoet.
[7] Nu ben je echter al helemaal bij Mij en is er voortaan geen eigen stap meer nodig, en kun je nu in alle rust bij Mij verblijven of Mij daadwerkelijk volgen waarheen Ik ga.
[8] Maar alles wat Ik hierover gezegd heb, betreft alleen je hart en de geest daarin en diens betrekkingen, maar beslist niet je lichaam. Daarom kun je je lichamelijk waar dan ook bevinden; is je hart echter in alle liefde van je geest bij Mij, dan ben je Mij overal even nabij.
[9] Zou je wat je lichaam betreft op Mijn rug zitten, maar je hart zou bezig zijn in de diepte van de zee, of je geest woelde tussen de sterren rond of ergens in een verre streek op aarde, waarlijk, dan zou je ook precies zo ver van Mij verwijderd zijn, als je hart en de liefde van je geest van Mij verwijderd zouden zijn.
[10] Dus, Mijn lieve Sehel, kun je nu ook wel wat je lichaam betreft iets verder van Mij weggaan en wel zo dat ook je broeders Mij voor de eerste keer lichamelijk kunnen benaderen om dezelfde reden als waarom jij Mij voor de eerste keer lichamelijk hebt benaderd! - Begrijp je dat, geliefde Sehel?'
[11] En Sehel beaamde die vraag in zijn hart en Abedam antwoordde daarop: 'Doe dat dan maar! Amen.'
[12] En Sehel werd bijzonder blij in zijn hart, loofde en prees de Vader in Abedam, gaf God alle eer van zijn geest en trad opzij.
[13] Bij dit terugtreden echter wendde hij zijn ogen geen moment van Abedam af en liep bijgevolg achteruit; en omdat hij daarbij niet zag waar hij liep, gebeurde het dat hij met zijn hiel op Garbiëls voet trad.
[14] Garbiël echter werd daarover enigszins verstoord en gaf Sehel een vermaning, zeggende:
[15] 'Nu moet je mij toch eens vertellen: Waarom loop je niet zoals je voeten je werden gegeven om te lopen?
[16] Waarom achterwaarts - en geen acht slaan op de voeten van je broeders, alsof dat stenen zijn, die op paden of wegen liggen terwijl je knieën toch naar voren en niet naar achteren buigen?
[17] En bovendien kom je, waarheen je je ook maar wendt, geen stap verder! Geloof je dat je voor de Heer ook zo lang kunt blijven staan als je ergerlijk genoeg dikwijls voor een van ons blijft staan?!
[18] Zie, Sehel, hoe dom je nu weer was! Ik heb van verre al gezien aan Abedam, die heilig is, heilig, meer dan heilig en ons aller meest liefdevolle Vader, dat je Hem met je domheid hinderde, - wat Hij je met Zijn laatste woorden toch duidelijk genoeg te verstaan heeft gegeven!
[19] Maar je merkte het niet en je gedraagt je nu ook nog alsof je niet helemaal in orde bent, - waardoor je ook zo onhandig achteruit liep zonder ook maar enigszins te bedenken Wie daar voor ons staat en waar je met je tamelijk plompe voeten op trapt!
[20] Ik vraag je, broeder Sehel, beheers je toch eens en word tenminste voor God een ander mens, als je het voor ons, je broeders al, niet de moeite waard vindt om zo te zijn dat wij tevreden over je kunnen zijn! Waarachtig, ik schaam me voor je!'
[21] En de arme Sehel wist zich nu van louter verlegenheid geen raad; want hij wist op dit moment niet wie hij liet eerst om vergeving zou vragen.
[22] En ook al wilde hij spreken, zijn tong liet hem in de steek; toen hij echter na enkele ogenblikken weer tot zichzelf kwam, zo goed en zo kwaad als dat ging, wierp hij zich meteen voor Abedam neer en bad hem smekend om vergeving, omdat hij er zo weinig acht op had geslagen voor Wie hij zich bevond en Wie hij door zijn dralen zeker tot last was geweest. En hij vroeg Abedam nog of Hij de voet van zijn broeder Garbiël wilde genezen, voor het geval hij hem door zijn onhandige stap in een pijnlijke toestand gebracht had.
[23] Maar Abedam boog zich voorover naar de grond en hief de arme Sehel op en drukte hem dan aan Zijn borst en zei tegen hem alsook tegen allen:
[24] 'Sehel, Ik zeg je, je bent geen mens meer, maar een reine en grote engel van de meest verheven hemel!
[25] Ja, Ik zeg je: wat je nu bent, was je al in het lichaam van je moeder: een onsterfelijke oerafstammeling uit de allerhoogste hemel, waar niemand woont dan alleen de alleronschuldigste liefde van de kleinste geesten, die echter juist daarom de meest machtige zijn en de meest wijze, omdat zij in het allerinnerlijkste, heiligste midden van Mijn hart wonen!
[26] O Sehel, Mijn grote lieveling, herken je Me nu, zoals je Mij al eeuwigheden geleden hebt herkend, dat Ik je lieve, heilige Vader ben?!
[27] Herinner je je hoe je aan Mijn jijde langs de eindeloze nog geheel lege ruimte zweefde en Ik tegen je zei: 'Getrouwe broeder van Mijn liefde! Zie, er is ons een broeder gevallen in de eindeloze diepte, die eindeloos en eeuwig vervuld is met het vuur van Mijn alleroneindigste en eeuwige Godheid!
[28] Laat ons hier uit deze traan in Mijn oog een eerste zon doen ontstaan!' waarop jij zei: `Heilige Vader! Uw heilige wil geschiede!'
[29] En toen je dat tegen Mij zei, herinner je je nu weer, hoe er ook uit jouw ogen een traan viel en Ik die traan zegende en zei: `Lieve broeder van Mijn eeuwige, oneindige liefde, zie, door deze traan van jou zal deze zon, deze eerste en grootste, bevrucht zijn, opdat eens vanuit haar de gehele eindeloze ruimte gevuld zal worden met aan haar gelijke kinderen zelfs tot daar waar het eeuwige vuur van Mijn Godheid een eeuwige aanvang neemt'?!
[30] Maar, lieve broeder Sehel, nu niet verder! Wees daarom nu ook zonder zorgen; want onze vriendschap en liefde is al een heel oude! Nu zal het je zeker ook duidelijk zijn waarom je zo-even achteruit liep en je ogen niet van Mij af kon wenden!
[31] Sehel, dit was echter je laatste beproeving tot op één na, die binnenkort plaatsvindt en dan nog één, de allerlaatste, als Ik je voor Mij uit zal sturen! Behoud voor nu echter je lichaam, zo lang als je wilt; maar Mijn aangezicht zul je nooit meer missen!
[32] Nu zul je ook je visioen begrijpen, evenals elk ander visioen; maar houd het voor je!
[33] Omdat je echter Garbiël op zijn voet trad, zal hij een leraar van de tekens worden en jij zijn meester; dat zal echter een grote deemoediging voor hem zijn, evenals voor allen, dat hij nu vernomen heeft dat degene die hij voor een onnozele hals hield, een zeer oude broeder is van Mijn eeuwige liefde en er eerder was dan alle sterren, zonnen, maan en aarde! Maar, lieve broeder, laat ons nu nog de andere broeders vragen wat zij allemaal gezien hebben in hun harten! Amen.'
«« 61 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.