[2] Desondanks liet Abedam Horidaël toch weer opstaan, terwijl Hij de volgende woorden sprak:
[3] 'Horidaël, sta op! Als je hart vervuld is van liefde en je deemoedig bent, dan is dat meer dan voldoende dankbaarheid en dat op de grond liggen kan geheel en al achterwege gelaten worden.
[4] Want wat het gedrag van het lichaam betreft, deze is eerder een gruwel voor Mij dan een Mij welgevallige deugd, in het bijzonder als iemand zou geloven dat de tranen in zijn ogen, opgeroepen door een enigszins pijnlijk moment, al voldoende voor Mij zouden zijn, terwijl toch daarvóór zijn hart zich heel weinig met Mij bezighield. En ook heb Ik een afkeer van andere vroom ogende lichaamshoudingen, waar het hart van de ziel en de levende geest daarin, dikwijls niet de geringste weet van hebben en er dus ook niet de minste nota van nemen, laat staan dat zij de waarachtige levend deemoedige oorzaak van dergelijke vroom aandoende lichaamshoudingen zijn.
[5] Ik zeg je echter en zeg tegen jullie allen, dat Ik een volkomen geest ben.
[6] Wie dus niet in de geest van zijn liefde tot Mij komt en Mij vraagt en dankt met dezelfde geest van de liefde, waarlijk, die zal ik niet eerder aanzien en verhoren, dan wanneer hij zich volledig overgegeven heeft en ingegaan is in zijn innerlijke wereld en Mij daar een nieuw, levend offer gebracht heeft van de zuivere liefde in het hart van zijn ziel, waarin de levende geest woont, die een oude afstammeling is van Mijn eeuwige liefde!
[7] Maar het is bij jou niet zo dat je geest een leek zou zijn aangaande alle dingen die gebeurden en nu nog gebeuren, maar juist het tegendeel is waar, zodat jij als geest nu volledig heer in eigen huis (lichaam) bent en zodoende ook in al je delen liefde tot Mij hebt. Wat heeft dat op de grond liggen dan te betekenen?!
[8] Ik zeg je, Mijn geliefde Horidaël, laat dergelijke oude, nietszeggende gewoonten, die alleen in de laagte thuishoren, achterwege en verhef je tot een vrij mens.
[9] Wie echter zijn knieën buigt voor Mij, laat hij die dan in zijn geest en in alle waarheid buigen, hetgeen de immer gerechte deemoed van zijn hart aanduidt, - maar niet de knieën van zijn lichaam, waaraan weinig gelegen is of die nu recht of gebogen gehouden worden.
[10] Want dat iedereen zijn vleselijke knie kan buigen wanneer hij maar wil, toont hij immers al bij het lopen; als Ik dus door liet buigen van de vleselijke knieën gediend zou zijn, dan zou het als gebed immers reeds meer dan voldoende rijn, als iemand heen en weer liep, zonder zich verder nog om iets anders te bekommeren.
[11] Maar wat moet dat knieën buigen en dat op de grond liggen van jullie, die Mijn kinderen zijn, aan wie Ik een levende geest gegeven heb, voor Mij betekenen?!
[12] Zie, ook de dieren kunnen de gewrichten van hun voeten zeer goed buigen en kunnen ook op de aarde gaan liggen!
[13] Als je Me daarmee wilt eren, waarbij er geen onderscheid is tussen jullie en de dieren, wat voor een onderscheid is er dan wel tussen jullie en de dieren zelf?!
[14] Mijn lieve Horidaël, zie jij, en tien jullie allemaal dan niet in, wat voor een pure dwaasheid een dergelijke uiterlijke dienst aan Mij, de levende, eeuwige God is; een levenloze verering, liefde en aanbidding voor Mij, je heilige, meest liefdevolle Vader, terwijl Ikzelf je een levende ziel gaf en in die ziel een eeuwige geest van alle liefde en waarheid vanuit die liefde!
[15] Laat daarom in de gehele verdere toekomst datgene achterwege wat nergens toe dient en maak naar behoefte een wijs gebruik van je lichaam en al je ledematen; maar als het Mij betreft, laat dan le ledematen met rust alsof je er geen had!
[16] Met je lichaam kunnen jullie niets doen dat Mij welgevallig is, want Ik ben een geest.
[17] Maar als je je lichaam samen met je geest tot Mij wilt verheffen, gebruik dan je ledematen vanuit Mijn liefde die in je is voor een Mij alleen welgevallige broederdienst en Ik zal die werken van jullie lichaam aanzien als werken van de liefde van je geest en zal je daarvoor het verdiende loon geven!
[18] Maar wees hiervan volkomen verzekerd: met je ledematen alleen kunnen jullie allen niets doen wat Mij welgevallig zou zijn, maar alleen met je hart en de levende geest daarin!
[19] Waarlijk, Ik zeg tegen jullie allen, wie zijn broeder een stuk brood geeft, of een appel, een peer, een noot, een druif, of een schaap, een koe, een stier, een ezel, een kleed of een huis en hij geeft dat niet vanuit zijn hart, maar vanuit een zekere dwingende verplichting, die heeft in Mijn ogen zijn broeder niets gegeven en Ik zal geen acht op hem slaan, noch op zijn gave, - al zou die groter zijn dan een berg!
[20] Als iemand echter weinig heeft, maar geeft dat maar al te graag vanuit de volheid van zijn liefde aan zijn broeder, - Ik zeg jullie, al was het maar een halve noot, dan zal Ik dat aanzien alsof het een aardbol zou zijn!
[21] Nu weten jullie allen voldoende wat er te doen valt met betrekking tot Mijn verering; richt je daarnaar, dan zul je je in eeuwigheid niet te beklagen hebben dat Ik iemands verzoek niet zou verhoren!
[22] En laten wij dus nu Purhal roepen en aanhoren wat hij in die tijd allemaal gezien en getrouw vernomen heeft! Amen.'
«« 66 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.