De eindeloze verscheidenheid van de geestelijke persoonlijkheden. Het leven in de geestelijke wereld

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 73 / 280 »»
[1] Toen Oalim daarmee het verhaal van zijn visioen had beëindigd, waren alle vaderen uitermate verbaasd en de een zei tegen de ander: 'Neen, men kan het nauwelijks meer verdragen! Het hoge, geestelijk wonderbaarlijke gaat al onze denkbare voorstellingen te boven!
[2] Je zou toch geloven dat ieder mens noodzakelijkerwijs een en hetzelfde in zich zou moeten vinden; maar wat een eindeloze verscheidenheid van verschijningsvormen!'
[3] Abedam, de andere, ging echter stilletjes naar Henoch en zei tegen hem, als het ware vragend:
[4] Luister, mijn beste broeder Henoch, ofschoon ik toch gewekt en geroepen ben, begint het me nu toch wel te duizelen!
[5] Zeg me toch of jij hier raad mee weet! Ik zou wel in de grond willen zinken! Thans hebben zes van deze boodschappers, die allemaal van Seth afstammen, hun innerlijke gezichten bekendgemaakt; maar ieder van hen heeft iets volslagen anders in zichzelf aangetroffen!
[6] Hoe staat het dan met het geestelijke leven in de geestelijke wereld?
[7] Zullen daar de geestelijke mensen dan niet meer zo gemeenschappelijk met en onder elkaar leven als wij hier op de aarde?
[8] Want als ieder van hen zijn eigen, individuele wereld in zich draagt, dan kun je je afvragen: `Zullen op ieders eigen wereld ook bijvoorbeeld zijn broeders een plaats hebben of zullen zij met hun eindeloze wereld wel bij elkaar kunnen komen?
[9] Of zullen zij die alleen voor zichzelf bewoonbare eigen wereld wanneer ze iemand willen benaderen telkens zo in zichzelf terugtrekken als bijvoorbeeld de slak haar voelhoorns intrekt wanneer ze door een vreemd voorwerp aangeraakt wordt?'
[10] Zie, lieve broeder Henoch, dat zijn dingen en omstandigheden die ik in nog veel mindere mate met elkaar in verband kan brengen dan een vuurspuwende berg in volle vlam, bliksem en gekraak, met een vat vol zuur geworden koemelk!
[11] Ik moet je bekennen, dat hoe meer ik er nu over nadenk, ik des te verwarder word en zoals dat bij mij altijd al was, ook des te dommer!
[12] Als jij ook maar enigszins licht licht in zulke zuiver geestelijke zaken, doe mij dan ook een vonkje toekomen; want naar Hem durf ik nu niet te gaan, omdat Hij Zich zo aandachtig met de twaalfmannen bezighoudt.
[13] Ik voel me weliswaar zeer tot Hem aangetrokken; maar weet je, - het is toch wel gewaagd! Zonder een duchtige uitbrander zal ik er bij mijn nog sterk overheersende domheid niet vanaf komen; en geloof me, je krijgt toch altijd een heel merkwaardig gevoel als Hij je to onderhanden neemt!
[14] Zeg me daarom tenminste maar drie woorden, opdat ik er niet zo dom en blind hij sta te luisteren naar wat er allemaal besproken wordt; maar zoals jij het wilt! Amen!'
[15] Maar de bekende Abedam had nog maar net dat laatste woord uitgesproken of daar stond ook reeds de hoge Abedam tussen Abedam, de bekende en Henoch, en vroeg aan Henoch:
[16] 'Geliefde Henoch, wat wil je op dat onkruid van een vraag van de kant van Mijn naamgenoot voor antwoord geven?'
[17] En Henoch antwoordde: 'Heilige Vader, waar geen boom staat zal de wind, denk ik, ook weinig te ontwortelen hebben!
[18] Abedams vragen bevatten volgens mij te veel lucht en zijn zodanig, dat behalve U, heilige, lieve Vader, waarschijnlijk niemand ooit een antwoord daarop zal vinden!'
[19] De bekende Abedam viel echter onmiddellijk voor de hoge Abedam neer en zei smekend:
[20] O, ons aller lieve, heilige Vader! Vergeef mij arme, domme sukkel niet alleen ten overstaan van U, maar ten overstaan van alle vaders, moeders, broeders en kinderen van beiderlei geslacht; want ik heb nu zeker door mijn extra ongewoon onrijpe vragen een onmetelijk grote domheid begaan!
[21] Maar wat kan ik dan anders doen bij zulke onbegrijpelijk, ongehoord wonderbaarlijke visioenen, ingegeven door Uw oneindige goedheid, liefde en genade?!'
[22] De hoge Abedam zei echter geruststellend: 'Abedam, sta op en wees kalm! Jouw vragen zijn weliswaar puur onkruid van de materiële wereld, maar ook dorens en distels zijn door Mij geschapen, opdat zij jullie door hun stekels zullen wekken, wanneer je zo maar in het wilde weg blindelings over de aardbodem rondrent en niet weet waarheen je gaat, waarom je gaat en wat je wilt.
[23] Zie, zo zijn ook jouw vragen! Geloof maar niet dat zij wel beschouwd op jouw eigen grond en bodem gegroeid zijn, maar Ikzelf' heb ze in jou laten opkomen om je te wekken uit je oude en steeds wederkerende slaap, opdat je tenminste een behoefte in jezelf zult bespeuren om je innerlijke mens te laten ontwaken en met zijn oerlicht jou samen met je nacht, eindelijk eens gevangen te nemen.
[24] Opdat je echter de grote domheid van je vraag volledig zult inzien en wel in één keer, moet je Mij vanuit jezelf eens zeggen: wat is eigenlijk de grondslag van alle geschapen dingen?'
[25] Hier keek de bekende Abedam raar op en zei tenslotte: 'Ja, voor zover ik dat van U weet, lieve, heilige Vader, zijn dat enkel en alleen vastgehouden gedachten vanuit U en niemand anders!'
[26] En de hoge Abedam antwoordde daarop: 'Dat heb je goed geantwoord; maar zeg Mij dan ook nog of Ik die dingen, net als de slak haar voelhorens, moet intrekken als Ik jullie kinderen, zoals nu, wil benaderen en voor jullie zichtbaar wil worden!'
[27] Hier keek de bekende Abedam nog meer van op - en bleef zwijgen.
[28] De hoge Abedam vroeg nog eens aan hem: 'En als jij gedachten hebt afkomstig van boven en van beneden en allerlei begeerten voortspruitend uit je gedachten, vertel Me dan, wanneer waren die ooit een hindernis voor je om iemand te kunnen benaderen?! En toch zijn juist die innerlijke gedachten jouw innerlijke geestelijke wereld zelf; en wanneer je aan iemand denkt, dan is hij reeds in de geest bij je!'
[29] En Abedam, de bekende, antwoordde smekend: 'O heilige Vader, vergeef, vergeef mij, arme sukkel; want mijn domheid is waarlijk groot!
[30] Nu wordt mij alles al duidelijk!' - En de hoge Abedam zei daarop tegen hem:
[31] Ga dan naar je vroegere plaats terug en let op wat er nog zal komen, dan zal er voortaan geen onkruid van de meest dwaze vragen meer in je opkomen!
[32] Want juist daarom laat Ik toch de twaalf hun gezichten meedelen, om jullie in de hele verdere toekomst te behoeden voor iedere twijfel, nu zowel als eeuwig! Amen.
[33] Begrijp dat goed! Amen.'
«« 73 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.