[2] Hij vroeg hen dan ook onmiddellijk wat zij hadden ontdekt.
[3] Maar in plaats van Adam antwoord te geven kwam de van liefde vervulde Henoch meteen met een tegenvraag en zei:
[4] 'Zeer beminde vader Adam, zie, doordat ik en Seth precies hetzelfde gehoord en gezien hebben, kan ieder van ons u slechts hetzelfde vertellen!
[5] Maar omdat wij niet beiden tegelijkertijd kunnen spreken moet hier toch de vraag worden gesteld wie van ons u moet vertellen wat voor gruwelijks wij hebben gezien en welke afschuwelijke lasteringen wij over u en over God hebben gehoord?'
[6] Bij deze tegenvraag deinsde Adam terug en kon gedurende geruime tijd van ontzetting geen woord over zijn lippen krijgen, totdat Henoch hem nog eens vroeg of zij spreken mochten of niet.
[7] Toen zei Adam met grote heftigheid: 'Ja! - Neen! - Ja, ja! Jij, Henoch, - Seth, nee, niet Seth, maar jij Henoch, vertel!'
[8] En Henoch begon het volgende te vertellen:
[9] 'Verneem dan, zeer geliefde vader Adam, wat de laagten vol slijk tegen u, tegen ons en ook tegen God ondernomen hebben!
[10] U weet dat Lamech gisteren al tijdens de sabbat een vurige aanval heeft gewaagd om onze hoogten stormenderhand te beklimmen.
[11] Maar u weet ook hoe hij door de hoge, meest heilige Vader teruggeslagen is.
[12] Maar omdat de laaghartige slang rust noch duur kent, benutte zij de nacht die door de vlammen van de brandende berg helder en wijd en zijd verlicht werd en liet overal in de bossen vuren ontsteken. Daardoor werden alle wilde dieren, onze trouwe wachters van de hoogte, verjaagd en een ontelbare schare van goedbewapende kleine mensen met zwarte haren en bijna geheel naakt beklommen de morgenhoogten en zijn daar nu gelegerd en nemen alles in beslag wat zij daar maar kunnen vinden - zoals vruchten, dieren en allerlei huisraad - en gaan de woningen van de morgenkinderen in en uit, alsof ze de rechtmatige eigenaar zijn.
[13] Zij hebben ook vele vrouwen en kinderen bij zich.
[14] Zojuist, toen wij beiden vanaf de tussenliggende hoogte in het morgengebied omlaag keken, zond hun aanvoerder verkenners uit nadat hij hen luid het volgende bevel gegeven had:
[15] `Ga en doorzoek uiterst nauwkeurig waar zich het snode gebroed bevindt van het monster dat Adam zou heten, en kijk of hij, het monster zelf, zich nog levend temidden van zijn tijger en hyenagebroed ophoudt!
[16] Luister, wie jullie ook maar aantreffen, vermoord die onmiddellijk, snijd hem dan de oren van zijn hoofd en breng ze hierheen naar mij toe als getuigenis van jullie getrouwe daad.
[17] Maar mochten jullie het oude monster van een Adam, dat nog in leven schijnt te zijn, vinden, dood hem dan niet, maar sleep hem hierheen naar mij toe, opdat ik eigenhandig op zijn ingewanden mijn wraak kan koelen vanwege de vloek die hij over Kaïn, onze stamvader, heeft uitgesproken!
[18] Zo schijnt ook de vroegere God Jehova, die door de geest van Lamech volkomen overwonnen is, nu temidden van zijn monsterlijke gebroed te vertoeven.
[19] Wie van jullie Die als gevangene bij mij brengt, zal onderkoning van Farak worden en daarenboven nog duizend van de allermooiste vrouwen als toegift krijgen!
[20] Want deze Jehova wil ikzelf knevelen en hem dan aan de grote Lamech overdragen, opdat hij volgens zijn gerechtigheid met hem doet wat hij reeds met zijn naam gedaan heeft.
[21] Mochten jullie ergens Naëhme, de dochter van onze grote god Lamech, en diens twee vrouwen vinden, breng hen dan allen ongedeerd hiernaartoe; maar wurg hun mannen op de gruwelijkste manier, snijd dan hun hoofden af en breng die mee als getuigenis!
[22] Mochten jullie ergens de dertig ontvoerde bijslapen van de grote god Lamech aantreffen, die pas enkele dagen geleden geroofd werden, breng die dan als een goede buit eveneens hiernaartoe; jullie loon zal breed uitgemeten worden!
[23] Maar o wee, als je met lege handen terugkomt!
[24] Jullie hebben gezien hoe Lamech in een ogenblik de gehele hemel met zonnen gevuld heeft en die toen weer beval te vergaan.
[25] Bedenk daarom goed wiens dienaren jullie zijn! In zijn naam moeten immers bergen voor jullie wijken!
[26] Ga dus en voer dit bevel uit! Amen.'
[27] Zie, alomgeliefde vader Adam, dat hebben wij gezien en gehoord en zo staat het ervoor met de dingen daar beneden!
[28] Maar in de persoon van Abedam hebben wij toch de heilige, meest liefdevolle Vader in ons midden; laat daarom alle vrees en alle angst verre van ons hart zijn! Amen.'
[29] Door deze verbijsterende vertelling kreeg de oude Adam zo'n koorts dat hij daarna zitten noch staan kon.
[30] Tenslotte werd hij in zijn hart zo verschrikkelijk boos op de laagte, dat hij opsprong om reeds de afgrijselijkste vloek daarover uit te spreken; maar Abedam ging voor hem staan en zei zeer zacht, maar ernstig tegen hem:
[31] 'Adam, Adam, waarom wil je alweer vervloeken?!
[32] Zie, Ik ben immers de Heer! Als Ik zoiets al niet doe, waarom zou jij het dan doen?!
[33] Maar als de vloed tot hier gestegen is, laat ons dan vissers zijn en zien of wij deze armen niet in onze netten van het leven kunnen vangen!
[34] Dat zal Lamech slechter bekomen dan duizend vervloekingen van jou, waarvoor zelfs geen mus van het dak zal opvliegen.
[35] Waarlijk, Ik zeg je: vandaag zul jij nog allen zegenen die je nu wilt vervloeken!
[36] Ga daarom nu weer naar je plaats.
[37] Kisehel en Sethlahem, gaan jullie, uitgerust met alle macht, naar de bevelhebber van Lamech toe en richt tot hem de woorden van Mijn wil! Amen.'
«« 98 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.