[2] Jullie, kinderen, kunnen zolang opblijven ais jullie willen en je hoeft je niet aan mij te lauden; maar ontvang wel eerst mijn vaderlijke zegen!'
[3] Hierop zegende Adam al zijn kinderen en begaf zich daarna met Eva ter ruste.
[4] Maar toen hij zich nog maar nauwelijks op de voortreffelijkste plek van Uranions grote woning ter ruste had gelegd, zie, daar kwamen Purista met Muthaƫl en twee vreemden de woning van Uranion binnen, waardoor er bij het hele gezelschap, dat nog wakker bijeen was, grote vreugde ontstond.
[5] En toen Adam ver op de achtergrond, rustend op een verheven stellage, die onverwachte vreugdevolle opwinding bij het achtergelaten gezelschap opmerkte, zei hij bij zichzelf: 'Wat zal er toch voorgevallen zijn? Ik hoor begroetingen van alle kanten! Er moet iets bijzonders voorgevallen zijn!
[6] Sta ik nu op om te zien wat er aan de hand dan lijkt het of ik erg nieuwsgierig ben, - en ga ik er niet heen, dan zal de onrust mij vast en zeker de hele nacht plagen en zal ik mijn ledematen maar weinig rust kunnen gunnen!
[7] Het gejuich wordt steeds sterker, steeds luider en vreugdevoller in de kring van de kinderen! - Neen, neen, dat houd ik toch helemaal niet uit! Op zijn minst wil ik er toch stilletjes naartoe gaan om te zien wat daar wel aan de hand is!'
[8] Nu stond Adam op van zijn legerstede; maar Eva vroeg hem wat hij wilde gaan doen. En hij wees haar op het gezelschap van de kinderen, dat zich vrolijk maakte - en dat hij de reden daarvan moest zien.
[9] Maar Eva zei: 'Laten wij hen vrolijk zijn in de naam van de Heer, maar wij blijven waar we zijn, want anders lijken wij nog nieuwsgieriger te zijn dan kleine kinderen!
[10] Is het van belang, dan zullen wij het nog vroeg genoeg vernemen, - en is het onbelangrijk, dan hoeven wij het ook helemaal niet te weten, maar de wil van de Heer zij altijd en eeuwig volkomen de onze!'
[11] Adam was het gedeeltelijk daarmee eens en bleef op zijn bed.
[12] Maar tenslotte werden er fakkels aangestoken die gemaakt waren van de fijnste en geurigste pek en was, en van alle kanten weerklonken lofgezangen en het werd zo licht in de hut als overdag.
[13] Dat was voor het geduld van Adam wat zijn nieuwsgierigheid betrof nu toch wel iets te veel, en hij zei tegen Eva: 'Nu komt er in geen geval meer iets van rusten! Ik moet opstaan en gaan kijken wat er met de kinderen aan de hand is!'
[14] Eva zei echter: 'Zie, hoe lang duurt het nog voor de dag aanbreekt? Rust toch een paar uur ter wille van je gezondheid; dan kun je opstaan en alles in ogenschouw nemen!
[15] Hoe zal het dan zijn als de Heer ons eens van de aarde zal wegroepen? Zal de nieuwsgierigheid in onze geest ons dan ook naar de wereld trekken en naar onze kinderen, als zij zich aan allerhande uitbundigheden overgeven?'
[16] Deze woorden van Eva hielden Adam weer op zijn bed, en hij gaf zich over aan de wijsheid van zijn vrouw.
[17] Maar de hut begon geleidelijk aan steeds voller te worden, en het werd er steeds levendiger en lichter.
[18] Maar nu was Adam niet meer te houden.
«« 112 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.