[2] En Eva sprak: 'Ja, als de Heer bij de kinderen is, dan is het geen tijd om te rusten, noch overdag noch in de nacht; dan wil ook ik niet pas 's morgens opstaan, maar nu gelijk met jou!'
[3] En Adam vond dat een goed idee van Eva, en zo stonden zij beiden op van hun bed en begaven zich naar het gezelschap, dat zich zeer opgewekt en levendig met elkaar onderhield.
[4] Maar toen Henoch Adam opmerkte, ging hij meteen naar hem toe en zei: 'Vader Adam, wij gaven je geen rust! Dat zag ik wel, - maar deze keer is het niet anders mogelijk!
[5] Zie, daar op de voorgrond zit Muthaël al met zijn vrouw Purista, door de Heer Zelf met haar verbonden!
[6] Wat kunnen wij dan beter doen dan ons verheugen over de vreugde van een kind, ja, in de geest van een broeder, die door de Vader van alle heiligheid en liefde Zelf bezocht wordt om hem de juiste vrouw te brengen op het moment dat hij zijn hart volledig van haar afwendde en haar aan Hem, de Vader van eeuwigheid, opofferde?!'
[7] Door deze woorden van Henoch en door deze aanblik werd Adam tot tranen geroerd. Hij keek dan ook bijna onafgewend naar het pas gehuwde paar en zegende het in stilte in zijn hart.
[8] En toen hij zo naar hen keek, zag hij ook twee vreemde gasten in wier midden het nieuwe echtpaar zich bevond en hij wist niet waar zij vandaan kwamen.
[9] Henoch zag echter waar Adam naar zocht in zijn hart; en daarom zei hij meteen ongevraagd tegen Adam:
[10] 'Vader, je zoekt in jezelf of de vreemden je bekend zijn en zou graag weten wie het zijn en waar zij vandaan komen? En, daar ik nu hoogst opgewekt ben, wil ik het je ook dadelijk meedelen, opdat ook jouw hart in alle vreugde zal mogen overgaan!
[11] Zie, vader, Degene die aan de zijde van Purista zit is de Heer Zelfl En die aan de zijde van Muthaël zit is de geest van Zuriël, de vader van Ghemela, die aan de linker zijde van de Heer zit en haar Lamech naast haar.
[12] En zo zie je nu twee echtparen wier kinderen met hun kinderen een nieuwe aarde zullen betreden!'
[13] Deze woorden van Henoch braken Adam en Eva het hart zodat zij beiden weenden en van vreugdevolle weemoed niet in staat was te spreken.
[14] Nu stond de Heer op en sprak: 'Adam, kom dichter bij Mij staan!'
[15] En Adam ging naar de Heer toe.
[16] En de Heer sprak: 'Adam, als je alleen zult zijn en lk zal door de duisternis van de graven van de dood naar je toe komen, zul je Me dan wel herkennen in de nacht?
[17] Zul je Me herkennen als Ik je uit je diepe slaap zal wekken en tegen je zal zeggen: -Adam, sta op, kom en leeft'?
[18] Zul je Me wel herkennen op een nieuwe aarde, in een nieuwe hemel, als deze aarde en deze hemel zullen vergaan als een oud kleed?'
[19] Diep bewogen vroeg Adam: 'O Heer en Vader, wat is dat? Wanneer zal dat gebeuren?'
[20] En de Heer zei: 'Zie hier, zie ginds; het ligt reeds voor je! - De eeuwigheid beeft, en de oneindigheid siddert voor Mij; want nu plaats Ik een wachter, en zijn zwaard zal strijden met degene die dood is!'
[21] Hierop boog Adam zich naar de grond en sprak: 'Heer, wat voor woorden spreekt U? Wie kan de betekenis daarvan begrijpen?'
[22] En de Heer zei: 'De tijden der tijden zullen het begrijpen en degenen die uit jou zijn; maar jij zult rusten en ze niet eerder begrijpen en herkennen totdat Ik tegen je zal zeggen: `Adam, sta op, kom en leeft ''
«« 113 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.