De Heer roept Satana in haar gedaante als draak in het bijzijn van Kisehel, Henoch en Lamech. De brutale woorden van de draak en zijn voorspelling van de kruisiging van de Heer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 15 / 366 »»
[1] En Kisehel stond op toen hij deze oproep had gehoord, en begaf zich snel en deemoedig naar de Heer.
[2] Toen hij bij de Heer aankwam in de vermeende veronderstelling dat hij evenals Uranion zijn vraag hardop uitgesproken aan de Heer moest stellen, beduidde de Heer hem te zwijgen en zei innerlijk heimelijk tegen hem:
[3] 'Kisehel, ga Lamech en Henoch halen, want wat jou dwars zit, bedrukt tot nu toe geen van de anderen. Daarom is het ook niet nodig dat allen je vraag horen.
[4] Maar voor jullie drieën zal Ik niettemin je knoop ontwarren, - echter niet hier, maar buiten waar niemand ons hoeft te zien! En daarom verlaten wij voor korte tijd het gezelschap hier! Zeg echter van tevoren tegen de vaderen dat niemand ons mag vragen waarheen wij ons nu begeven.'
[5] En Kisehel deed onmiddellijk alles wat de Heer hem had opgedragen.
[6] Toen nu alles was geregeld, begaf de Heer Zich met het drietal naar buiten naar een met bomen omgeven plek. Die plaats was aan de middernachtelijke zijde begrensd door een ontoegankelijke rotswand, waarin zich een groot hol bevond, zoals bij de plaats waar de reeds bekende draak verscheen aan de boden die met Henoch huiswaarts keerden, naar de hoogte.
[7] Toen zij zich op die plaats bevonden sprak de Heer tot Kisehel: 'Zie, Ik ben door Mijn grote vijand ten overstaan van jou ernstig beschuldigd! Zou Ik Mij daarvoor tegen jou verontschuldigen zonder de aanklager, dan zou je in jezelf nog altijd heimelijk denken: `Het zal wel zo zijn en is ook wel zo als de Heer ons heeft geopenbaard, maar desondanks blijft de bewering van de draak toch zeer merkwaardig en zijn bekentenis moet beslist niet geheel en al buiten beschouwing gelaten worden!'
[8] Daarom bracht Ik jullie hiernaartoe en wij zullen deze zaak in tegenwoordigheid van de draak afhandelen!'
[9] Hierna riep de Heer met zo'n krachtige stem, dat de hele aarde rondom dreunde.
[10] En de roep luidde: 'Satana! Jouw God en eeuwige Heer wil dat je hier voor Zijn aangezicht treedt!'
[11] Onmiddellijk na deze almachtige roep, die bijna de hele schepping haar bestaan had gekost, verscheen de draak, geweldig bevend van toorn, voor de almachtige Heer van alle eeuwigheden, en vroeg aan de Heer:
[12] 'Wat wil Jij, mijn eeuwige pijniger, van mij? Moet ik Je soms helpen, opdat Je des te gemakkelijker Je hele schepping weer in niets kunt veranderen? Of heb Je misschien een plan voor alweer een nieuwe schepping, waarvoor ik voor Jou een gunstige plaats moet uitzoeken?
[13] Ik zeg Je, Je zult mij eeuwig nooit zover krijgen, want ik ken Jouw grote wankelmoedigheid en weet dat er in Jou geen vastheid woont, en dat al Je beloften niets anders zijn dan lege, onhoudbare woorden. Daarom ben ik ook vastbesloten tegen Jou in opstand te komen en Je eeuwig te vervolgen!
[14] Waarlijk, al ben Je ook een God die nog de hele oneindigheid beheerst, toch zal het voor Jou nooit mogelijk zijn Je uit voorzichtigheid ergens in een hoek van de oneindigheid zo voor mij te verbergen dat ik Je niet zou kunnen vinden! Aan Mij zal Je niet ontkomen!
[15] Dreig me gerust, hoe Je maar wilt en kunt; het zal immers toch spoedig blijken, wie van ons beiden de eigenlijke Heer van de hele wereld en van alle schepselen is!
[16] Voor Je mij tot iets zult dwingen, zweer ik Je bij mijn leven dat ik mezelf dan eerst vernietig, en dan moet Je maar zien hoe het er met Je eeuwige bestaan uit zal zien!
[17] Begrijp Je mij, oude bedrieger van de wereld, - almachtspeler op mijn kosten! Begrijp Je mij?!
[18] Je kwam hiernaartoe om mij te verzoeken tegenover deze drie datgene tegen te spreken wat ik eerder welgemeend hen meedeelde! O, dan kun Je wel mooi lang wachten voor ik mij nog meer door Jou tot een schandelijk werktuig laat gebruiken!
[19] Hier, - doorboor met al Je almacht mijn harnas, als Je kunt en wilt!
[20] Maar ik zweer Je: niet ik, maar mijn allerzwakste knechten zullen Je gevangennemen, Je knevelen als een oude boosdoener en zij zullen Je aan het hout vastnagelen, vanwaar Je eeuwig tevergeefs om hulp zult roepen! - Begrijp Je dat?!
[21] Ik heb Je nu mijn belofte gedaan; maar wil Je soms nog meer van mij, spreek dan, en er zal gebeuren wat Je niet wilt! Amen vanuit mij, Jouw heer! Versta me: amen vanuit mij!'
«« 15 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.