De opening van de tempelpoort door Ohlad, de goede raadsheer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 158 / 366 »»
[1] De termijn van zeven dagen was ten einde, en voor de achtste dag, die juist een sabbat was, werd door de ene raadsheer de opening van de tempel vastgesteld.
[2] Duizenden en duizenden mensen van alle leeftijden, zowel mannen als vrouwen, wachtten op het grote plein om de ronde voorhof.
[3] De ene raadsheer, Ohlad genaamd, stond eveneens reeds lang slagvaardig voor de gouden poort van de voorhof, maar de tien boden lieten op zich wachten en wilden maar niet tevoorschijn komen.
[4] 'Wat moet dat? Waar blijven toch de tien wonderboden? Is er misschien iets met hen gebeurd? Of vinden zij dit niet de goede dag?', zo vroeg men zich af, maar niemand kon zeggen wat er aan de hand was.
[5] Men wendde zich tot de raadsheer Ohlad en vroeg hem dit eveneens.
[6] Maar deze antwoordde: 'Mijn broeders en vrienden! Geduld is de eerste plicht van de mens, want zonder geduld bederft hij al het edele dat hij heeft geplant!
[7] God de Heer Zelf heeft het grootste geduld en kan honderd jaar wachten tot wij ons beteren en is dat in al die tijd niet gebeurd, dan stuurt Hij eerst boden en machtige leraren die de verdwaalde mensheid weer met alle geduld op het rechte spoor moeten brengen.
[8] Is dat gebeurd, dan trekt de Heer Zijn strafgericht weer heel rustig en hoogst geduldig terug en ziet dan weer lange tijd lankmoedig en geduldig toe hoe de mensen Hem langzaam maar zeker weer beginnen te vergeten en zich naar buiten keren naar de wereld en de dood.
[9] En zo is het ook onze plicht bij iedere gelegenheid geduldig te zijn! Wanneer het de grote God welgevallig is, zullen de tien boden wel komen; en als ze helemaal niet komen, dan zullen wij daarover niet mopperen, - want niet omwille van de tien boden, maar alleen omwille van de almachtige grote God worden de tempels geopend!
[10] Bovendien heb ik ook niemand de volste verzekering gegeven dat de boden heel beslist bij de opening van de tempels aanwezig moeten zijn, maar ik zei alleen dat zij heel zeker aanwezig zouden zijn, - wat nog geen volledige zekerheid waarborgt!
[11] Daarom zal ik nu ook niet langer meer op de boden wachten, maar nu meteen met het heilige werk beginnen, want zoals gezegd: niet voor de boden, maar alleen voor God is de opening van de tempels!'
[12] Het hele volk was het met deze woorden eens en prees de raadsheer Ohlad.
[13] Ohlad hief nu een roerend loflied voor Jehova aan en stak de sleutel in het stevige slot van de poort en wilde die al omdraaien.
[14] Toen riepen plotseling krachtige stemmen: 'Nog niet doen, want het is nog niet helemaal tijd!'
[15] Ohlad keek snel om en zag de tien toesnellen. Toen hij hen in het oog kreeg, begon zijn hart van grote vreugde te beven en hij zei tegen het volk: 'Zie, zie, zij komen, de geheiligden van God!'
[16] En het volk begon te roepen en God te loven en zegende Ohlad, omdat het nu in hem een geheel waarachtige man herkende.
[17] En de tien kwamen intussen naar Ohlad en zegenden hem en legden hem meteen hun handen op.
[18] Pas toen dat gebeurd was, lieten zij hem de sleutel omdraaien, want nu was Ohlad pas in staat de tempel zonder schade te openen.
[19] Wat er echter verder bij de opening gebeurde zal het vervolg tonen.
«« 158 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.