[2] Heel het volk jammerde en stond daar merendeels verstijfd van schrik en verwachtte een verschrikkelijk gericht.
[3] Velen zouden graag weggevlucht zijn, maar zij durfden niet; want zij waren bang dat God daardoor nog toorniger zou worden.
[4] Maar Ohlad, zelf enorm ontdaan, sprak tot de tien: 'Ik heb God de Heer mijn trouw gezworen! Daarom vrees ik die bliksems niet; laat ze maar dichter op mij neerstorten dan de hevigste hagel uit de hemel, en laat ze mij en de hele aarde maar verteren! Mijn lichaam kunnen zij neerslaan en doden maar mijn wil nooit en te nimmer!
[5] God, Almachtige! U hebt mij door deze machtige boden laten wekken! Mijn liefde tot U is ontwaakt, mijn geest heeft U, o grote God, ontdekt en heeft ervaren dat U de eeuwig enig Waarachtige, Getrouwe en boven alles Machtige bent; daarom wil ik U dan ook liefhebben en eren in het vuur van Uw toorn en Uw gramschap!
[6] Omhul Uw heilige tempel geheel met vuur, toch zal ik er in mijn liefde tot U naartoe gaan en Uw heiligdom openen en daar Uw allerheiligste naam hemelhoog prijzen!'
[7] Toen Ohlad deze krachtige toespraak had beƫindigd, verbaasden de tien boden zich over zijn waarachtige ernst, en een van hen zei tegen hem:
[8] 'Broeder, ten zeerste heb je de Heer geloofd en heel ernstig en vastberaden klonken je woorden! Maar wat zou je doen als de Heer je nu ernstig op de proef zou stellen?
[9] Want zie, onze wil is wel krachtig genoeg voor ons onderling, dus als mensen, - maar tegenover de Heer zijn alle mensen niets, en een vonkje van Zijn wil kan een hele schepping verstarren, om maar te zwijgen van de wil van een mens zoals wij!
[10] Neem daarom nu het nog kan je te grote ernst liever enigszins terug,- anders kon het wel eens gebeuren dat de Heer jouw vaste wil aan de tand zou willen voelen!'
[11] Deze woorden verzwakten het gerechtvaardigde voornemen van Ohlad niet in het minst; integendeel, hij antwoordde de tien alleen maar: 'Jullie machtige vrienden van God kunnen wel gelijk hebben! Als ik een mens mijn trouw en liefde had gezworen, dan viel er wellicht met mij te praten, maar ik heb ze God gezworen, en eerder verslindt een vurige afgrond mij dan dat ik ook maar het minst van mijn aan God gewijde voornemen afwijk! - Hier is de heilige sleutel! En nu naar de heilige poort ermee! Amen.'
[12] Nog maar nauwelijks had Ohlad deze woorden uitgesproken of de hele hemel hulde zich in het duister; orkanen begonnen te woeden, miljoenen bliksems stortten uit de gloeiend golvende wolken neer, en om de tempel sloegen plotseling machtige vlammen wild tierend uit de grond omhoog.
[13] Het hele volk verstijfde van ontzetting en de tien vroegen aan Ohlad: 'Wel, wat ga je nu doen?'
[14] Maar Ohlad zei: 'Mijn wil beeft niet; daarom voorwaarts! Want bliksems, vlammen en orkanen zijn voor degenen die de ware liefde tot God hebben, geen muren!
[15] Ook al wordt dit lichaam vernietigd, dan dring ik toch met mijn geest de tempel binnen; want de vlam in mij is sterker dan al dit gruweltuig! Daarom voorwaarts! Amen!'
«« 159 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.