De vuurstorm en de aardbeving tijdens de zalving. Het volk wordt bang. De Heer onthult Zich aan het volk.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 167 / 366 »»
[1] De buiten woedende vuurstorm verdubbelde echter zijn geweld, en de grond om de tempel beefde zo erg dat de mensen nauwelijks in staat waren overeind te blijven gedurende de tijd dat de Heer in de tempel Ohlad en het tiental zalfde.
[2] En de mensen begonnen de moed te verliezen omdat zij meenden dat de aarde hen levend zou verslinden, en dat God niemand meer te hulp zou komen omdat Hij vol toorn en gramschap was vanwege de vele wandaden die in en om Hanoch begaan waren.
[3] Maar juist op het gruwelijkste moment toen zelfs de aarde rondom de voorhof van de tempel begon te scheuren en uit de scheuren torenhoge vuurstralen met ontzettend lawaai omhoog schoten en zelfs het plaveisel van de voorhof hier en daar begon te dampen en op sommige plaatsen heet werd, kwam de Heer met de nieuwgezalfde koning Ohlad begeleid door de tien boden uit de tempel naar buiten.
[4] Het volk echter kende de Heer niet, maar wel de tien boden en Ohlad; het viel dan ook voor de tien neer en riep luid of zij toch bij God genade voor hen wilden bewerkstelligen.
[5] Maar het tiental zei: 'Is God dan niet even goed jullie alsook onze Vader? Wend je dus tot de Vader, en Hij zal jullie genade geven indien je die waardig bent!
[6] Wij zijn gelijk aan jullie en hebben bij God geen voorrecht boven jullie en geen groter aanzien; daarom kunnen wij dan ook aan jullie verzoek geen gehoor geven en daarnaar handelen, want dan zouden wij ons daardoor goddelijke eigenschaften aanmatigen en tot grotere misdadigers in Gods ogen worden dan de vader-, moeder- en broedermoordenaars!
[7] Maar hier is de door de Heer Zelf gezalfde koning Ohlad! Spreek met hem en hij zal jullie de weg wijzen naar de Vader, die Zich als enige over jullie kan ontfermen en ook zal ontfermen, als jullie je tot Hem wenden met in je hart ernstig berouw over je zonden!'
[8] Nu wendden de smekenden zich tot Ohlad en vroegen hem vertwijfeld hun de weg naar God, de Heer en Vader te wijzen.
[9] Maar Ohlad wendde zich tot de Heer en zei: 'O Vader, openbaar U aan het volk, opdat mij niet de eer ten deel valt dat ik meer weet te bereiken dan het volk door Uw heilige wil!'
[10] Pas op dit moment trad de Heer naar voren, hief Zijn almachtige hand op en zei: 'Zwijg nu, aarde als Ik spreek tegen mijn kinderen! Wijk terug alle monsters, en jij, zon, laat weer geheel ongehinderd je stralen op de aardbodem vallen! Amen.'
[11] Toen de Heer dat had gesproken verstomde plotseling de hele storm in, op en boven de aarde. Geen enkel wolkje was er meer aan het firmament te zien, en nergens brandde er meer een berg.
[12] En al het volk viel plotseling neer en loofde en prees God voor deze redding, want dit plotseling totaal tenietgaan van de storm was zo'n groots en wonderbaarlijk verschijnsel voor al het volk, dat het alleen maar van mening kon zijn dat hierin alleen Gods macht, liefde en genade zichtbaar waren.
[13] En wat er verder gebeurde zal het vervolg laten zien.
«« 167 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.