[2] 'Maar Heer, God van eeuwige almacht, heilige, liefdevolle Vader! Hoe is het mogelijk dat U zo'n zondig misbaar kunt aanhoren?!
[3] Laat mij de kracht die ik in de laagte van U had, behouden en ik zal aan deze satan een einde maken waarover alle eeuwigheden der eeuwigheden nooit uitgesproken zullen raken!'
[4] Maar de Heer zei tegen Kisehel: 'O jij zoon van het vuur en de donder! Betreft jou dat misbaar van de draak dan meer dan Mij, terwijl hij tegen jou toch vriendelijk spreekt en alleen tegen Mij zo misdadig?!
[5] Of denk je misschien dat Ik deze gevallen geest zonder jou niet aan kan? - O, maak je daar geen enkele zorg over. Met de zwakste ademtocht kan Ik hem voor eeuwig wegblazen!
[6] Maar als Ik dat zou doen, wat zou jij dan gewonnen hebben, en wat Ik?!
[7] Zie, als deze draak Mij iets aan kon doen of gevangennemen, zou hij dat allang gedaan hebben, want hij is geen jongeling meer in Mijn scheppingsrijk! Maar hij ziet maar al te goed in, hoe hij eeuwig niet in staat is ook maar iets tegen Mij te ondernemen. Daarom scherpt hij zijn snavel zozeer en probeert zich met woorden op Mij te wreken, omdat het met daden eeuwig volslagen onmogelijk voor hem zal blijven!
[8] Laten wij hem daarom maar praten zoveel hij wil en kan, en pas als hij helemaal uitgesproken is, zal Ik hem ook iets zeggen.
[9] Word daarom weer rustig, - en jij, Satana, spreek verder, want Ik, jouw God en Heer, wil dat je ten overstaan van deze getuigen volledig laat zien hoe je bent, opdat de hele wereldje eens door hen zal leren kennen!
[10] Maar zeg Me eerst hoeveel scheppingen Ik reeds volgens jouw zeggen heb vernietigd!'
[11] Hier stond de draak versteld en wilde niet spreken.
[12] Maar de Heer gebood hem te spreken.
[13] En de draak begon zich te verzetten en deed als of hij hen alle vier wilde verslinden.
[14] Maar de Heer zei: 'Als je Me nu niet te woord staat, zal Ik je er door Mijn toorn toe dwingen!'
[15] Maar de draak spoog vuur en brulde tegen de Heer: 'Wat kan mij Jouw toorn schelen?! Die ken ik allang, want ikzelf ben Jouw toorn!
[16] Niet ik moet Jou, maar Jij moet mij vrezen, opdat ik Je niet aanval; en doe ik dat, dan zal het met Je liefde wel helemaal gedaan zijn en zul Je Zelf Je kinderen op aarde met miljoenen tegelijk zonder enige erbarming van de aarde verdelgen en aan slechts enkele overgebleven vliegen het eerste bewijs leveren hoezeer Je op het behoud van Je schepselen bedacht bent!
[17] Blijf Jij dus maar wijselijk mooi ver van mij vandaan, anders sta ik er niet voor in of het nog vandaag in Je opkomt de aarde tot over de bergen in dodelijke watervloeden te hullen, waar Je toch al heimelijk van droomt!'
[18] Nu sprak de Heer enigszins heftig: 'Satana, drijf Mijn geduld en lankmoedigheid niet tot het uiterste! Geef het antwoord dat Ik van je wil hebben en geen ander, - anders zal het je weldra slecht vergaan!'
[19] Hierop draaide de draak zich om en wilde met zijn machtige staart naar het viertal slaan.
[20] Maar de Heer gaf Kisehel een stok en zei tegen hem: 'Ga naar hem toe en tuchtig hem!'
[21] En Kisehel nam de stok, ging naar hem toe en sloeg krachtig naar de draak.
[22] Hierop draaide de draak zich meteen weer om, gierde en brulde en legde dadelijk zijn afschuwelijke gedaante af en zag er net als de anderen als een mens uit. In die gedaante viel hij voor de Heer neer en zei:
[23] 'Heer, almachtige, eeuwige God! Als U me al wilt straffen, straf me dan voor mijn eigenzinnige grote boosheid ten aanzien van U niet zonder Uw liefde, want de slagen van Uw toorn branden te onverdraaglijk en zijn eindeloos pijnlijk!'
[24] Hierop sprak de Heer: 'Hoe kun jij, die Mijn heer wilt zijn, Mij om zoiets vragen?! Jij hebt Mij toch zelf met een tuchtiging bedreigd. Hoe komt het dan nu dat je je door Mij zou laten tuchtigen?'
[25] En de Satan zei: 'O Heer, pijnig mij niet zo eindeloos, want U weet toch dat ik vanuit mijzelf een leugenaar ben, omdat ik zonder U een heer wilde zijn!
[26] Geef mij liever een nieuwe termijn, en dan zal ik me tot U wenden; maar ontneem mij heel mijn grote macht, opdat ik niet weer door mijzelf in de verleiding kom tegen U in opstand te komen!'
[27] En de Heer zei: 'Vertel maar al je leugens aan deze getuigen en dan zal Ik zien wat Ik met je zal gaan doen; maar houd niets achter, anders zal al je smeken weinig helpen! Amen'
«« 16 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.