De tegenwerping van de woordvoerder der negenennegentig raadsheren en zijn rationele bedenkingen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 175 / 366 »»
[1] Toen de negenennegentig dat van Ohlad hadden vernomen, stond hun woordvoerder weer op en zei tegen Ohlad: 'Je hebt in principe geen ongelijk, - maar alleen als je alles min of meer oppervlakkig beschouwt; als men de zaak echter aan een nader onderzoek onderwerpt, dan heb je ons daarmee de grootst mogelijke onzin van de wereld meegedeeld!
[2] Opdat je echter inziet dat ik je in naam van mijn broeders geen boosaardige bedoeld antwoord heb gegeven, wil ik je het duidelijk toelichten! Als je het kunt weerleggen, dan nemen wij ogenblikkelijk iedere wet van je aan; maar kan je dat niet, hetgeen volkomen zeker is, dan trekken wij weg en schenken jou je leer en dit gouden paleis! Wees dus zo goed om naar mij te luisteren:
[3] Wat jouw kennis van God betreft en wat je ons van daaruit aanraadt, zeg ik je niets anders dan het volgende: probeer eens een berg in één keer in je mond te steken en die dan in één keer te verzwelgen! - Denk je dat dat mogelijk is?
[4] Of schep de hele zee en alle grote rivieren in een klein vat! - Denk je dat je dat zou lukken?
[5] Maar stel je nu eens de oneindig grote, eeuwige God op Zichzelf voor, evenals Zijn oneindig grote en talloos vele werken, en vervolgens jezelf als stoffig, uiterst beperkt en begrensd wormpje daarbij! Zeg me, hoe wil je beginnen de eeuwige, oneindige God te leren kennen?!
[6] Zal Zijn eindeloze alles wel passen in jouw totale nietigheid ten opzichte van Hem? Of kun jij je beroemen op het kennen van God terwijl je op z'n hoogst evenveel van Hem weet als ik?!
[7] Of meen je de gehele God gezien te hebben als Hij door een uitstromende geest, dus slechts door een allerkleinste krachtstraal uit Hem, Zich zichtbaar aan jou heeft getoond?!
[8] O zie, hoe dwaas moet jij nog zijn als je dat gelooft!
[9] Waarlijk, ik houd degene voor de hoogmoedigste en grootste dwaas van de wereld die erover wil opscheppen - door zijn handelingen of door zijn woorden - dat hij ernaar streeft om God te kennen of dat hij Hem misschien zelfs al heeft leren kennen, wat bij jou uitgesproken het geval schijnt te zijn omdat je ons als eerste het kennen van God hebt aanbevolen alsof je van de voordelen daarvan reeds - God weet hoe zeer - overtuigd bent!
[10] Hopelijk zul je die onzin inzien, die zich echter toch nog laat aanhoren!
[11] Maar hoe is het met `Heb God lief boven alles!'? - Broeder, vriend! Kon ik jou nu mijn hoofd opzetten met mijn slechts enigszins heldere verstand, dan zou je huiveren van je domheid!
[12] Zie, wat wij liefde noemen, is de eigenlijke levenskracht van de mens! Hoe sterker zijn liefde is, des te sterker is ook zijn leven! Bij oude mensen neemt de liefde af, en in dezelfde mate ook het leven. Met de dood is het voorbij met de liefde en dus ook met het leven; dat leert ons de dagelijkse ervaring.
[13] Maar zeg me, hoeveel levenskracht kan er eigenlijk in jou worden geplaatst! - Zie, natuurlijk niet meer dan je volume toestaat, want buiten zichzelf heeft nog nooit een mens geleefd!
[14] Met die levenskracht of liefde kun je wel wezens die aan jou verwant en even groot zijn omvangen. Voor één à tien vrouwen heb je daarvan wel enkele jaren genoeg, - maar voor honderden of duizenden heb je met vereende kracht niet genoeg voor één uur! Geheel uitgeput zul je neerzijgen en volledig ten onder gaan in je dwaasheid!
[15] Daaruit volgt dat de mens slechts zoveel kan liefhebben als zijn volume is. Wie meer wil liefhebben, lijkt op iemand die om wijs te worden alle takken van de wetenschap aangrijpt en ten slotte van alles iets onbeduidends weet, maar eigenlijk niets helemaal, en daarom een totaal onbruikbaar mens is!
[16] Maar jij verlangt dat wij de oneindige God - en dan ook nog boven alles - moeten liefhebben!
[17] Ik vraag je echter waarmee dan en hoe? Ben jij in staat met één fakkel in je hand 's nachts de gehele aarde te verlichten en te verwarmen? - Neen, zegt je ervaring je.
[18] Maar hoe wil je dan God, de oneindige, in je borst krijgen en Hem daar geheel met warmte en licht doordringen en ten slotte je liefde nog verder doen reiken?!
[19] Als je maar één greintje gezond verstand had, zou je onmiddellijk inzien met wat voor een dwaasheid je ons wilde opzadelen.
[20] Ik verzoek je daarom mijn heldere tegenwerping ter harte te nemen en vervolgens iets anders met ons af te spreken; want je zult ons toch niet als dwazen willen behandelen?'
«« 175 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.