De zegening van de achtennegentig boden. Het weeklagen van de vrouwen en de geruststellende woorden van een van de tien boden.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 187 / 366 »»
[1] In de voorhof aangekomen dankten allen de Heer uit de diepste grond van hun hart en loofden Zijn onuitsprekelijke goedheid; en Ohlad sloot de tempel weer en ging met Danel en de tien ministers naar de achtennegentig en verkondigde aan hen de wil van de Heer.
[2] Toen zij, de achtennegentig, alles bereidwillig hadden aangenomen, legde Danel hun de handen op, en zij werden vervuld van de geest en de kracht van de Heer en zij prezen Hem uit alle macht.
[3] Terwijl ze de Heer zo machtig loofden en prezen, begaven zij zich uit de voorhof naar buiten, waar hun vrouwen en kinderen op hen wachtten, en maakten ook hen bekend met de wil van de Heer.
[4] Maar toen de vrouwen en de kinderen hoorden dat hun mannen en vaders in de voor hun begrippen eindeloos grote en wijde wereld moesten reizen en hun vrouwen en kinderen geruime tijd of misschien ook voor altijd moesten verlaten, begonnen de vrouwen en de kinderen ontzettend te weeklagen. Sommigen weenden, anderen jammerden, sommigen trokken zich de haren uit hun hoofd en verguisden deze verordeningen van God krachtig.
[5] Toen traden de tien ministers voor de vrouwen en de kinderen, en geboden hun heel ernstig te zwijgen omdat zij anders een zeer strenge straf konden verwachten.
[6] Deze gebiedende woorden verspreidden zich als zichtbare vlammen met een stem als van de donder over de vrouwen en de reeds enigszins volwassen kinderen en brachten hen allen tot zwijgen.
[7] Pas toen de vrouwen en de kinderen tot zwijgen waren gebracht, sprak een van de tien ministers tot hen:
[8] 'Gebruik toch je verstand! Waarom willen jullie je tegen Gods almachtige wil verzetten? Wat is dan meer: God of jullie in je grote dwaasheid?
[9] Als jullie mannen de wil van de Heer vervullen, zal de Almachtige jullie dan verlaten?!
[10] Laat het jullie zorg voortaan zijn, dat je de Heer van hemel en aarde behaagt; om al het andere hoef je je niet te bekommeren, - want de Heer zal zeker het beste doen!
[11] Maar wanneer jullie mannen niet de wil van de Heer zouden vervullen omwille van jullie dwaasheid, dan zou de Heer vuur uit de hemelen op aarde laten vallen en jullie allen zouden dan samen met je mannen heel akelig in de vlammen van de goddelijke toorn omkomen!
[12] Zeg eens, zou je dat liever hebben dan dat jullie mannen erop uittrekken en de wil van de Heer met volle inzet vervullen en de Heer hier voor jullie zorgt?'
[13] Na deze weinige woorden werden de vrouwen en de kinderen weer verstandig, zodat zij hun mannen en vaders zegenden en de Heer baden dat Hij hen welbehouden weer terug zou brengen als dat Zijn wil was.
[14] En een stem in de lucht werd hoorbaar, die zei: 'Mijn wil - nu en dan, en hier en daar! Er geschiede wat nodig is! Amen.'
[15] Daarop begaven allen zich naar huis, en reeds de volgende dag vertrokken onze negenennegentig onder veel zegeningen; alleen Midehal bleef thuis - vanwege zijn lange oren.
«« 187 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.