[2] 'Heer, vijftig jaar lang heb ik mij moeizaam met de grote weerbarstigheid van de mensen geplaagd! Altijd zag U weliswaar mijn grote nood - en toch wilde U mij niet helpen; en als ik U vroeg om degelijke hulp in de vorm van de wondernacht, dan trok U zich terug, gaf mij doorgaans in het geheel geen antwoord - of een dreigend, of zelfs een bestraffend antwoord!
[3] Ik deed evenwel uit eigen kracht wat ik kon doen en ben U nooit vergeten! Ik hield meer van het volk dan van mijn eigen leven; daarom twistte ik dan ook altijd met U als U het volk pijn deed.
[4] Maar nu ben ik oud, zwak en moe geworden en heb een groot verlangen naar rust.
[5] Mijn eerstgeboren zoon Kinkar is een krachtig man en heeft hoofd en hart op de juiste plaats; aan hem draag ik de scepter, de kroon en de troon over, en de heerlijkheid in de tempel leg ik met mijn handen in zijn handen! Doet U ook hetzelfde, Heer!
[6] Want wat ik nu doe, doe ik niet in mijn, maar in Uw belang en dat van het volk; daarom zult ook U niet in strijd met Uw eigen belang willen handelen?'
[7] En de Heer zei tegen Dronel: 'Luister, de mensen zijn Mij boven het hoofd gegroeid! Zij doen wat zij willen en slaan Mijn raad in de wind; daarom geef Ik hen vrij!
[8] Jij hebt volgens jouw raad je zoon tot koning gemaakt! Daarom zal hij ook koning zijn zonder de minste tegenspraak van Mij, want jij luisterde immers nooit naar Mijn raad omdat je alles beter wist dan Ik, de Schepper van alle dingen!
[9] En zoals Ik nu het volk vrijgeef, geef Ik ook de koning vrij en ook de tempels; en Mijn engelen en Mijn wolk zullen er niet meer in wonen!
[10] Zie maar hoe jullie je in je volledige ongebondenheid zullen gedragen!
[11] Ik zal jullie van nu af aan tuchtigen noch straffen tot aan de tijd die Ik heb vastgesteld.
[12] Gelukkig degene die Ik zal aantreffen terwijl hij bezig is in Mijn welbekende wil; maar o wee, als het tegendeel het geval is!
[13] Hanoch, je ligt diep; over jou zal de eerste vloed van Mijn toorn zich uitstorten! Amen.'
[14] Van al deze zaken onderrichtte Dronel zijn zoon Kinkar goed en droeg daarmee de regering aan hem over, - maar raadde hem toch vooral met klem aan dat hij het volk geen andere wet op moest dringen dan die de Heer aan Ohlad had gegeven.
[15] Kinkar zwoer dat bij de levende Naam in de tempel.
[16] En toen hij dat had gezworen, week ook de geest van de Heer uit de tempel omdat Kinkar een valse eed aflegde die hij van plan was te breken zo gauw zijn vader Dronel zou sterven.
[17] Maar Dronel ging daarom de tempel in en zag daar het lege altaar. Hij werd bedroefd en riep de Heer aan; maar zijn roep vond geen gehoor. Daarom verliet hij de tempel en ging dat aan Kinkar berichten.
[18] Deze zei echter: 'De hele natuur is toch ook een werk van God! Wil Hij niet meer dat wij Zijn naam eren, dan zullen wij Zijn werken eren! Is dat niet net zo veel?'
[19] En Dronel loofde daarop Kinkar en legde daarmee de grondsteen voor alle afgoderij.
«« 191 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.