[2] Het is echter niet zo gemakkelijk om bij voorbaat al te zien en te vertellen welke gevolgen die grote rijkdom teweegbracht.
[3] Maar wat heeft rijkdom over het algemeen voor gevolgen? - Wij zullen dat zien!
[4] De natuurlijke gevolgen van rijkdom zijn: heerszucht, gevoelloosheid ten aanzien van armen en behoeftigen, een steeds sterker opkomende neiging tot zinnelijke bevrediging van het vlees, die geilheid heet, eveneens woeker, gierigheid, nijd, haat, toorn, godvergetenheid, vraatzucht, brasserij, afgoderij, diefstal, roof en moord. Dat zijnde volkomen natuurlijke gevolgen van rijkdom.
[5] Kwamen die nu ook in Hanoch tevoorschijn?- Zolang Kinkar leefde en heerste, waren deze zonden nog versluierd; maar toen Kinkar na een drieënveertigjarige regering in een machine een gewelddadige dood stierf en zijn zoon Japell de regering aanvaarde, begon spoedig alles totaal anders te worden.
[6] Zoals zijn vader een absolute uitvindersgeest was, was Japell een uitgesproken politicus. Wat echter kan een slimme politicus niet allemaal voor zijn doeleinden gebruiken?!
[7] Hij, Japell namelijk, stond daarom alles toe, maar onder bepaalde wetten. Zo mocht men onder hem stelen, - maar slechts tot een zeker bedrag! Maar men moest bij het stelen gewiekst te werk gaan, want als de dief zich liet betrappen, dan had de bestolene het recht om de dief te straffen en kon dat naar believen doen.
[8] Die wet was uitermate geschikt om in korte tijd de meest geraffineerde dieven te vormen, maar tegelijkertijd ook om de bewoners van de steden evenals op het land steeds op hun hoede te laten blijven; er stond echter de doodstraf op als een dief zich vergreep aan de rijkdom van de priesters, de staatsbeambten en helemaal als hij zich aan de schatten van de koning zou vergrijpen.
[9] Onder zulke omstandigheden was ook straatroof wettelijk toegestaan; maar alleen had de te beroven partij het recht zichzelf te verweren. De rover was echter altijd verplicht een derde deel van het geroofde aan de staatskas af te dragen, anders zou hij zijn recht om te roven voor altijd kwijt zijn. Want de rover was door de koning zelf wettelijk daartoe gerechtigd en was in zekere zin van adel, ongeveer zoals in vroegere tijden na Mijn geboorte de roofridders dat waren; dieven echter waren niet benoemd, en daarom had iedereen het recht om te stelen.
[10] Verder vaardigde de koning ook een wet uit op grond waarvan alle meisjes van de burgerstand vrij waren. Iedere man had dus het recht een burgerdochter waar dan ook te beslapen. Maar de vader had het recht een adelbrief voor een jaar te kopen; dan was zijn dochter beschermd, - maar slechts voor één jaar! Daarna was zij weer vogelvrij en moest er een nieuwe adelbrief worden gekocht indien de vader zijn dochter verder beschermd wilde weten. Dat monopolie bracht de koning enorme bedragen op.
[11] Wie tien jaar achtereen de kleine adellijke titel had gekocht kon in het elfde jaar dingen naar de hoge adellijke titel, maar deze kostte dan ook het tienvoudige van de kleine.
[12] Wie met de koning wilde spreken, moest het kort maken, - want slechts tien woorden waren vrij toegestaan; een woord meer had tot gevolg dat vanaf het begin voor ieder woord een pond goud moest worden betaald.
[13] Hoe Japell de kunst verstond om rijkdom te vergaren, daarover meer in het vervolg!
«« 195 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.