De tien verkenners voor de raad van vijfduizend priesters en in de vuurproef.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 205 / 366 »»
[1] In de grote open zaal, die in de vorm van een amfitheater was gebouwd, waren ongeveer vijfduizend eerste priesters bijeen die verlangend van begeerte op de tien verkenners wachtten.
[2] Toen die nu ook in enigszins bange afwachting van wat er komen zou deze open zaal binnenkwamen, werden zij dadelijk door de priesters omringd en naar een onderaardse gang gebracht waar aan het einde een groot vuur te zien was.
[3] Zij werden steeds dichter bij het vuur gebracht en vanaf een zekere afstand ontdekten zij hoe zich midden in de geweldige vlammen een menigte jammerende, roodgloeiende mensen bevond.
[4] Maar het vuur was slechts een schijnvuur, dat ongeveer leek op wat tegenwoordig in de theaters tot stand wordt gebracht door middel van doorzichtige, door een wiel bewogen en met vlammen beschilderde dunne doeken; alleen was het hier in Hanoch veel beter nagemaakt, zodat niemand vanaf een zekere afstand iets anders dan een volkomen echt vuur meende te zien, waar echter niet de minste hitte vanaf kwam.
[5] Toen ons tiental dit helse spektakel gewaar werd, kregen zij een merkwaardig gevoel. Zij zouden graag gevraagd hebben: 'Wat moet dat? Wie zijn dat die daar zo jammeren?', maar hen werd meteen bij binnenkomst allerdringendst te verstaan gegeven om bij alles wat zij zouden zien te zwijgen, anders was het met hen gedaan.
[6] Van het vuur werden zij door een andere gang weggeleid en kwamen al spoedig bij een veertig vadem diep bassin met een omtrek van negentig vadem dat van leuningen was voorzien.
[7] De priesters staken hier met pek besmeerde strobundels aan en wierpen die in de afgrond: daardoor werd deze verlicht en zag men daar beneden een heleboel ongedierte alsook een hoop afgeknaagde geraamten die men weliswaar niet zo precies kon onderscheiden dat men kon vaststellen of ze van mensen of van dieren waren. Ze waren echter alleen van dieren en wel van zeer grote dieren, want menselijke geraamten zouden in een diepte van veertig vadem niet goed te zien zijn geweest.
[8] Want hier was alles op bedrog en daardoor op het aanjagen van grote angst gericht. Zo waren zelfs de slangen en het andere ongedierte slechts nagemaakt en werden mechanisch bewogen, want echte zouden niet goed zichtbaar zijn in zo'n diepte, waar men door middel van een geheime maar zeer mime wenteltrap kon komen om daar het mechanisme van de slangen, draken en krokodillen te bedienen.
[9] Dit bassin was onder een natuurlijke grot aangelegd, zodat de grote afmetingen daarvan de afgrond nog veel groter deden lijken.
[10] Wanneer men nu deze twee misleidende verschijnselen overweegt in relatie tot de nieuwelingen, dan zal het niet moeilijk te begrijpen zijn welk een ontzettende angst onze tien boden overviel toen zij aan die afgrond moesten zweren zich zonder de geringste tegenspraak te voegen naar alle voorschriften van de opperpriesters als zij niet levend en wel in het hellevuur of in die afgrond geworpen wilden worden.
[11] Het tiental zwoer daarom wel uit angst met de mond, maar des te grimmiger vervloekten zij in hun borst en zeiden bij zichzelf: 'Nu alleen nog maar een keer naar buiten met ons en jullie zullen deze afgrond en hel zelf moeten doormaken!'
[12] Na de eed werd het tiental weer naar de grote open zaal gebracht en kregen ze de kleding van onderpriesters en pas daarna begon het grote overleg.
«« 205 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.