[2] Een van de opperpriesters op het podium ging voor het tiental staan en zei: 'Jullie weten het en wij weten allemaal wat je tegen ons gezegd hebt! Jullie zijn nu zelf priester en het is nu zowel in jullie belang als in het onze dat wij de gouden bergen bemachtigen en ons er een veilige weg naartoe banen, - koste wat kost!
[3] Alleen aan jullie is de weg daarheen bekend; het is nu aan jullie om in ons gemeenschappelijke belang deze voor onze goudvoorraad buitengewoon belangrijke zaak te verwezenlijken!
[4] Kunnen jullie de beruchte tovenaar op de hoogte met geld en goede woorden voor dit doel winnen, dan zal dat goed zijn; maar kunnen jullie dat niet, dan hebben wij toch immers meer dan twee miljoen strijders en desnoods meer dan vier miljoen slaven die wij tot soldaat kunnen maken wanneer we maar willen. En zoals vele mieren zelfs een leeuw kunnen overmeesteren, zullen ook wij met onze overmacht aan vechters de reuzen overmeesteren die misschien die gouden bergen bewaken!
[5] Dat nu is onze mening; maar laat ons nu ook die van jullie vernemen!'
[6] En een van het tiental trad naar voren en sprak namens zijn negen andere vakbroeders:
[7] 'Jullie plan, je bedoeling en je raad, dierbare collega's nu, is lovenswaardig en wij kunnen die slechts loven daar wij nu natuurlijk met jullie medebelanghebbend zijn; maar of het zo gemakkelijk uit te voeren is als je denkt, daaraan twijfelen wij zeer!
[8] Bovendien hebben wij met z'n tienen gisteren het volgende bedacht: stel dat het ons lukt om die duizend machtig grote gouden bergen te veroveren die boven de grote zee in een totaal vreemde wereld liggen, dan vragen wij ons af welk voordeel dat voor ons oplevert! Wordt uiteindelijk door de grote hoeveelheid gewonnen goud dit edele kostbare metaal niet juist evenveel waard als het straatvuil?!
[9] Men zal zeggen: `Dat zullen we trachten te verhinderen en we zullen er ook wel toe in staat zijn om te verhinderen dat buiten ons iemand de weg naar de gouden bergen zal vinden!'
[10] `Maar hoe?', vragen wij ons af. Zullen wij, priesters, daar zelf met kamelen heentrekken om ginds met scherpe hakken en haken het goud van de steile wanden te halen en het gedurende een reis van drie jaar lang hier naartoe slepen?
[11] Ondernemen wij dat alleen, dan vragen wij ons af wat voor een gezicht wij dan zullen zetten als wij bij toeval de reuzen zouden ontmoeten die ons niet alleen al het goud meteen zouden afpakken, maar ons ook onmiddellijk als mugjes tussen hun vingers zouden vermorzelen?!
[12] Maar nemen wij uit noodzaak een grote macht mee, bestaande uit een miljoen strijders, zouden die ons dan niet direct doodslaan als ze de gouden bergen zien en zichzelf als bezitters van die kostelijke bergen opwerpen?!
[13] We kunnen doen wat we willen, we komen van de regen in de drup! Wij zullen door dat te ondernemen onze schatkamers tot een minimum doen afnemen, zonder dat het iets oplevert; en hebben wij succes, dan daalt de waarde - zoals reeds opgemerkt - van al onze schatten naar die van het straatvuil.
[14] Wij zijn daarom van mening dat men deze onderneming helemaal moet opgeven en in plaats daarvan een die gunstiger is beginnen! Maar dat is eveneens alleen onze raad; jullie kunnen nog doen wat je wilt en wij zijn jullie dienaren en zullen jullie altijd in alles trouw gehoorzamen!'
«« 206 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.