[2] 'Nu, in deze eenvoudige kleding ben je een burger en zodoende voor de eerste keer in je leven iets reëels; want als koning was je niets anders dan een schandelijk bedrogen mens, een nutteloos schijnwerktuig in de macht van de priesters, en je had niet eens het recht om ooit naar buiten in de frisse lucht in te gaan!
[3] Maar omdat je nu een reëel mens, een vrije burger van Hanoch bent geworden, is het nu aan jou om te zeggen waar je een eigen huis wilt hebben, in de stad binnen de muren, of in een van de dagreizen lange straten naar de tien voorsteden! Of wil je in de voorsteden zelf een huis met een tuin en een akker hebben? Spreek je daarover uit tegen ons!'
[4] En de schijnkoning zei nog zeer vertoornd: 'Waarom vragen jullie schenders van mijn heiligheid, dat aan mij?! Hemel en aarde behoren toch immers aan mij toe, - en ik zou me nu hoogstens een totaal onaanzienlijk burgerhuis uit mogen zoeken?! Ik, voor wie zelfs dit gouden paleis een hoogst smadelijke woning is?!
[5] Ik, schepper van hemel en aarde, die van eeuwigheid her in zonnetempels woonde, moet nu hier op mijn aarde in een gewone burgerhut wonen?! Neen, neen! Dat doet een god nooit! Hij zal jullie geheel verlaten en zich weer terugtrekken in zijn eeuwige zonneburcht en zal van daaruit een groot strafgericht over jullie zenden, jullie helse misdadigers; pas dan zul je onderkennen dat het eerste bedrog beter was dan het tweede!
[6] Ik neem dus geen burgerhuis aan en ook helemaal geen andere woning binnen noch buiten de grote muur, maar ik zal jullie voor eeuwig geheel en al verlaten en overleveren aan het onbarmhartigste strafgericht!
[7] Jij moet voor de uitvoering van je plan met het ijzeren zwaard te werk gaan; denk je dat een god ook wapens nodig heeft om zijn plannen ten uitvoer te brengen? - O nee! Slechts een wenk, - en de hemel is er niet meer, en de aarde is er niet meer!'
[8] Nu was de godkoning klaar met zijn moeizaam ingestudeerde toespraak, want zulke en nog andere gelijksoortige toespraken stonden in de boeken van Kinkar, en onze god had er verschillende van ingestudeerd en maakte er dan bij gelegenheid gebruik van omdat een god toch iets wijzer moet spreken dan iemand anders.
[9] Ofschoon deze voordracht een van de beste was die hij uit zijn hoofd kende, hielp deze hem dit keer niets.
[10] Ten eerste lachte de generaal de goddelijke spreker alleen maar in zijn gezicht uit en zei: 'Je moet niet zo vervelend zijn, want als je nu zo onhandelbaar blijft en mij niet wilt gehoorzamen, dan zou ik je meteen een pak op je blote zitvlak laten geven en dat zou je veel pijn doen! Gehoorzaam mij daarom goedschiks, want zie, anders dan nu wordt het niet!'
[11] En ten tweede beval de generaal zijn soldaten dat zij de `almachtige god' moesten grijpen en wegslepen, mocht hij niet goedschiks mee willen gaan.
[12] Maar de godkoning verzette zich met alle geweld tegen het verlaten van het paleis. Maar dat hielp weinig.
[13] Drie soldaten pakten hem op, droegen hem naar buiten en brachten hem meteen naar de opperpriesters.
[14] Maar omdat hij daar erg tierde en vloekte, liet de generaal hem daadwerkelijk een stevig pak slaag op zijn blote zitvlak geven, en deze bestraffing werkte kalmerend op de godkoning, die zich in zijn lot schikte.
[15] Drie dagen lang liet de generaal de gouden burcht ruimen en schoonmaken en ging toen naar Gurat en overhandigde hem de sleutel van de burcht en bracht verslag uit van alles wat hij voor hem had gedaan. - Dat Gurat daarmee uiterst tevreden was hoeft nauwelijks vermeld te worden.
«« 239 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.