De beloning van de achtervolgers. Agla steekt Waltars vrouwen neer met een dolk. De vrees van de koning.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 259 / 366 »»
[1] Om zich te verzekeren van het loon van de koningin, sneden de achtervolgers het hoofd van Waltars romp, wikkelden het in een doek en brachten het naar de koningin.
[2] Aanvankelijk schrok zij wel bij de aanblik van dit hoofd, maar al spoedig herstelde zij zich en zei tegen de achtervolgers:
[3] 'Jullie hebben je trouw bewezen! Je hebt mijn grootste vijand vernietigd; de vijand van mijn liefde hebben jullie gedood en je loon wel verdiend! Hier is honderd pond in goud; neem dat als jullie welverdiende loon aan!
[4] Maar neem het hoofd weer mee en begraaf het ergens in de tuin van de schoonheidsgodinnen; daar kan het zich voor eeuwig verlustigen aan de aanblik van hen die meer voor hem betekenden dan ik!
[5] Wanneer jullie het hoofd hebben begraven, ga dan naar de zeven vrouwen die nu nog hier in het onderste deel van het paleis wonen en breng ze hier, samen met de veertien bijvrouwen!
[6] Wat er dan moet gebeuren zal jullie op dat ogenblik te verstaan gegeven worden! Verricht je werk goed en het loon zal niet uitblijven!'
[7] Hierop namen de achtervolgers het hoofd en deden ermee wat de koningin hen had opgedragen.
[8] Toen de schoonheidsgodinnen zagen dat het hoofd begraven werd, schrokken ze hevig en zeiden tegen elkaar: 'Dat is een slecht voorteken voor ons allemaal! Het is beter om zo snel mogelijk deze plaats te ontvluchten dan ons binnenkort, dit hoofd achterna, onder de grond te laten begraven!'
[9] Maar sommigen wensten de opperpriester-generaal te spreken. Maar deze was nu te druk bezig met plannen hoe hij Agla bij de koning verdacht kon maken en was daarom niet te spreken, want zijn boosheid op de koningin was te groot. Daarom moesten de godinnen blijven en met angst tegemoet zien wat er stond te gebeuren.
[10] De achtervolgers gingen nu, en wel reeds de volgende dag, naar de zeven vrouwen van Waltar en brachten die samen met de veertien bijvrouwen naar de koningin.
[11] Toen ze voor de koningin verschenen, vroeg deze hen: 'Moeten jullie niet rouwen om Waltar, die door mijn macht is gedood?'
[12] Hierop begonnen de vrouwen te huilen en te weeklagen.
[13] En de koningin zei: 'Jullie liefde tot Waltar was dus zo groot dat jullie zijn zekere dood zo betreuren?! Zie, ook mijn liefde voor hem was groot, want ik liet hem uit liefde doden opdat hij niet van jullie zou zijn!
[14] Ik zie nu echter dat jullie lijden om zijn verlies; daarom wil ik ook aan jullie lijden een einde maken! - Achtervolgers! Kleedt alle vrouwen uit en bind hen allen naakt aan de zuilen van mijn koninklijke zaal!'
[15] En de achtervolgers deden dat onmiddellijk.
[16] Toen de naakte vrouwen tezamen met de bijvrouwen stevig aan de zuilen waren vastgebonden, nam Agla zelf een scherpe dolk, ging naar de vastgebonden vrouwen toe en zei tegen de ene zowel als tegen de andere, terwijl zij de zijde van het hart betastte: 'Daar klopt dus het hart waardoor mijn broeder werd bevrijd?'
[17] Daarop stiet zij de dolk in het hart van de vastgebonden vrouw en zei vervolgens: 'Laat dat je loon zijn, jij ellendige!'
[18] Zo doodde Agla zelf uit wraak met eigen hand ook de vrouwen van haar broer.
[19] En ofschoon de koning er de volgende dag over werd ingelicht, waagde hij het niet tegen haar te zeggen: 'Vrouw! Wat heb je gedaan?', want hij beminde en vreesde Agla.
«« 259 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.