Muthaëls vraag omtrent de tegenstrijdigheid in het wezen van de vrouw. De uitleg van de Heer over het wezen van de man en het wezen van de vrouw.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 29 / 366 »»
[1] Op deze uitnodiging kwam er van de morgenkinderen een jonge man van goed vijftig jaar vol moed en ijver naar de Heer toe en vroeg Hem: 'Almachtige Schepper, God, ons aller heilige Vader! Mag ook ik, een stoffige worm ten opzichte van U, de moed hebben om in alle deemoed van mijn hart U te vragen om een voor mij althans buitengewoon belangrijke vraag te mogen stellen?'
[2] En de Heer zei: 'Muthaël, Ik zeg je, spreek! Want Ik zie dat je een goede vraag in je hart bergt'
[3] Muthaël dankte de Heer allerinnigst voor deze genadige toestemming en kwam toen met de volgende gedenkwaardige vraag voor de dag, die aldus luidde:
[4] 'O Heer, God, liefdevolle, heilige Vader! Zie, ik ben reeds over de vijftig en weet dat al menigeen die jaren jonger is dan ik, zich een vrouw heeft genomen; alleen mij was het lot nu toe niet gegeven nader tot een vrouwelijk wezen te komen.
[5] Want als ik naar hun lichaam keek, dat mij zacht en bekoorlijk voorkwam, dan leken de meeste vrouwen mij zeer zacht, fijngevoelig en zodoende ook buitengewoon aantrekkelijk, en ik kreeg dan ook altijd een groot verlangen naar een vrouw; maar als ik dan door zo'n innerlijke drang het een of ander meisje benaderde om met haar vanuit het diepst van mijn hart zachtmoedige woorden van liefde te wisselen, dan schrok ik tot nu toe nog altijd, omdat ik nergens vond wat ik meende te vinden.
[6] Dikwijls dacht ik dan: hoe is zo'n tegenstrijdigheid toch mogelijk in deze tedere wezens? Uiterlijk rimpelt en golft een zacht avondwindje wel over haar tederste vlees, - maar haar innerlijk is zelfs niet ontvankelijk voor een geestelijke storm, en mannelijke orkanen van wijsheid kunnen haar hart niet beroeren; maar wel de mannelijke zwakheden voor vrouwen, zoals de vleselijke liefde, dwaze vrouwencomplimenten, veelbelovende mannelijk-zinnelijke bevrediging en dan een regelrechte aanbidding van hun vlees en meer van dergelijke zaken.
[7] Zie, door zulke verschijnselen heb ik dan ook gewoonweg een tegenzin tegen alle vrouwen gekregen, en ik walg altijd zo erg van hen, dat ik er daarom geen een meer kan benaderen!
[8] O Heer, God en Vader, is dat echter ook juist van mij? Heb ik daardoor niet gezondigd in Uw ogen? En wat is de oorzaak van een dergelijk verschijnsel in mij? - Wat is de vrouw dan eigenlijk, dat van buiten levende, maar van binnen dode wezen?'
[9] Hierop wendde de Heer Zich tot hem en sprak: 'Luister, Mijn geliefde zoon Muthaël, - jouw verschijnsel is belangrijker dan je denkt!
[10] De eerste oorzaak daarvan ligt in het feit dat jij van boven afkomstig bent; de vrouw komt echter van beneden.
[11] Jij bent vervuld met datgene wat de levende liefdesgeest uit Mij is, maar de vrouw is vervuld met wat de geest van de wereld is.
[12] Daarom ook ben jij zacht en teder van binnen, terwijl de vrouw dat alleen van buiten is.
[13] Jij bent een primair schepsel vanuit Mijn centrum, - maar de vrouw is slechts een secundair schepsel, een samenvatting van Mijn uitstraling.
[14] Jij bent gemaakt uit de kern van de zon, - de vrouw slechts uit de vluchtige stralen van de zon.
[15] In jou is volle waarheid, - in de vrouw slechts de schijn van waarheid.
[16] Jij bent een 'zijn' vanuit Mij, - de vrouw slechts een 'schijnen' vanuit Mij.
[17] Zie, dat zijn de eigenlijke redenen van jouw verschijnsel!
[18] De vraag of je daardoor tegenover Mij hebt gezondigd, is zinloos. Want je kunt slechts tegenover Mij zondigen, als je van Mij een gebod hebt iets te doen of niet te doen; zonder dat is geen zonde denkbaar, omdat je zonder geboden volgens Mijn richtlijn handelt.
[19] Maar nu zeg Ik je dat Ik ook het vrouwelijke geslacht als Mijn kinderen heb aangenomen, en het heeft in Purista een voorbeeld, dus een gebod van Mij, hoe het moet zijn.
[20] Twee hebben er zich in hun hart vast bij haar aangesloten, Ghemela en Mira.
[21] Wanneer een vrouw is zoals zij, dan draagt zij ook Mijn beeld in zich; en als je zo'n vrouw zult naderen in de verhevenheid van je hart, dan zul je niet meer op een steen stoten.
[22] Maar omdat je van het zuiverste hart uit de morgen bent, wil Ik je binnenkort ook de zuiverste vrouw geven, die in alles met jou overeen zal komen; blijf daarom tot die tijd zoals je tot nu bent geweest! Amen.'
[23] Hierop werd het Muthaël licht voor de ogen, en hij zag in de diepte en loofde en prees de Heer in zijn zuivere hart.
[24] En de Heer riep ook anderen bij Zich, om Hem over alles te wagen wat hun hart maar verduisterde.
«« 29 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.