De huichelachtige woorden van Drohuit en het antwoord van Fungar-Hellan. Agla in het grove boetekleed.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 302 / 366 »»
[1] Maar nu wilde Drohuit, die de regeling ten aanzien van hem zeer goed had gehoord, zich ook door een weliswaar gekunsteld wenen en klagen over zichzelf en over zijn zonde tegen Fungar-Hellan en God uit zijn kooi bevrijden.
[2] Fungar-Hellan zei echter: 'Het gezang van deze vogel is mij zeer goed bekend, want het is geen natuurlijk gezang maar ingestudeerd! Aangezien men maar al te goed weet welke vogels zich tot kunstzangers laten africhten, is het als men zulk kunstmatig gezang hoort ook helemaal niet moeilijk te raden of het van een spreeuw, een merel of een goudleeuwerik afkomstig is!
[3] Zo herken ik hier al op het eerste ogenblik het gezang van deze vogel die noch een spreeuw, noch een merel en al helemaal geen goudleeuwerik is, maar duidelijk herkenbaar als een echte doods- en roofvogel de stem van kleine vogeltjes nabootst om hen dichter naar zijn klauwen te lokken! Nu zijn wij echter geen dwazen meer en zullen ons door hem niet in het een of andere struikgewas laten lokken!
[4] Daarom mag hij nu wenen en klagen zoveel hij wil, hij zal toch in zijn getraliede huis blijven zoals eerder door mij uitgesproken werd!
[5] Ik zie wel dat deze straf voor zijn zonde veel te mild is - want hij heeft het verdiend duizendmaal te worden gedood; alleen aan de grote Mahal, deze ware profeet van God, heeft hij het te danken dat zijn straf zo eindeloos mild is uitgevallen!
[6] Werkelijk, wanneer ik het voor het zeggen had zou ik ter plaatse een andere straf voorschrijven! Alleen - hier komt het op de wil van God aan, die ik vanaf heden boven alles ben gaan respecteren; en zo is deze vogel ook door mij een meer dan milde straf opgelegd omdat mij dat door de profeet van God is aangegeven! - En nu niets meer hierover!'
[7] Toen Drohuit deze woorden van de generaal had vernomen, verstomde hij en klaagde en huilde niet meer en bekende ook geen zonden meer ten gehore van het grote gezelschap dat zich in de zaal bevond, wat bij velen een gelach teweegbracht omdat zij inzagen hoe scherp Fungar-Hellan de gevangene in de kooi had getroffen.
[8] Nu had Agla nog haar koninklijke kleren aan en daarom ging zij naar Fungar-Hellan toe en zei: 'O, jij door mij zo zeer miskende, edele man! Zie, ik als een allergrootste zondares ten overstaan van God, van jou, van de koning, van mijn vader en van alle mensen, draag nog koninklijke kleren over mijn onwaardige lichaam! Ik verzoek je daarom ze van me af te nemen en mij het meest gewone harige kleed te geven dat past bij een zondares die boete doet, want deze prachtige kleren branden als een machtig vuur mijn ziel!'
[9] Toen Mahal en Fungar-Hellan dat hadden vernomen, zei Mahal tegen de generaal: 'Broeder, geef haar waarom zij jou vraagt!'
[10] En Fungar-Hellan deed onmiddellijk wat zijn Mahal hem had gezegd.
[11] En Agla ging met haar vader naar een zijvertrek, kleedde zich om en kwam in een grijs harig kleed met haar vader naar het gezelschap terug.
[12] En Fungar-Hellan voelde grote vreugde over Agla's bekering; en ook de anderen in het gezelschap loofden Agla voor die daad.
«« 302 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.