[2] En de koning antwoordde: 'O beste vriend, als ik bedenk dat wij de man Gods niet meer de onze kunnen noemen, overvalt me een grote droefheid en je eerste uitroep `Wij zijn verloren!' - die je slaakte toen je na je ongelukkige veldtocht bij me kwam - komt steeds levendiger in mijn ziel naar boven!
[3] Want zie, wat zou al onze voorzichtigheid voor nut hebben gehad als Mahals wijsheid ons niet had geleid toen heel Hanoch met de onderpriesters voorop tegen ons samenzwoer?!
[4] Maar omdat jij waarschijnlijk op een zeker moment ergens in strijd met zijn raad wreed hebt gehandeld, heeft hij jou verlaten en is naar de hooglanders overgelopen en zal nu hun leider zijn!
[5] Waar je ook maar iets tegen deze vorsten zult ondernemen, zal zijn grote wijsheid je van grote afstand doorzien en al je plannen weten te verijdelen, en ons weten te verslaan en te gronde te richten zoals jij het aan zijn zijde met alle tempels hebt gedaan, - waarbij ook al je macht van geen enkel nut geweest zou zijn als je de macht van de man Gods niet om je heen zou hebben gehad!
[6] Daarom ben ik er nu ook vast van overtuigd dat de bouw van jouw honderd torens ons weinig zal baten en evenmin het geweldige, nieuwe leger dat ons dagelijks vijfentwintigduizend pond goud kost, en ons desondanks nooit ook maar een armzalige zilverling op zal leveren!-
[7] O, was het maar mogelijk dat Mahal ooit weer de onze mocht worden, evenals zijn lieve kinderen, dan zouden wij veilig binnen onze muren wandelen; maar zonder hem zal het spoedig onveilig worden om door de stegen en straten van onze stad te lopen omdat wij allen blind zijn en niet zien waar een afgrond op ons wacht!'
[8] Toen Fungar-Hellan dat van Gurat had vernomen, begon hij diep na te denken en wist niet wat hij de koning moest antwoorden.
[9] Pas na enige tijd zei hij: 'Mijn koning en mijn vriend, je hebt wel gelijk en er valt niets tegen in te brengen; maar omdat wij nu eenmaal geblameerd zijn, is het toch beter iets voor onze veiligheid te doen dan helemaal niets uit te voeren!
[10] Wel heb ik de vorsten de vreselijkste wraak gezworen, evenals Mahal,- maar aangezien mijn toorn iets geluwd is, wil ik het ook met mijn eed niet zo nauw nemen; maar bewapend moeten wij toch altijd zijn, omdat wij er geen uur zeker van kunnen zijn dat de volkeren uit het hoogland niet een geweldige overval op ons zullen richten. !
[11] Aan Mahals wijsheid hebben we nu niets. Daarom moeten wij ons toch zoveel mogelijk beveiligen, willen wij niet ieder ogenblijk onze ondergang verwachten!
[12] Overigens, mocht Mahal nu hierheen komen, dan zou ik hem weer even vriendelijk opnemen als hij vroeger in deze burcht werd opgenomen; en ik denk dat wel niemand meer voor hem zal kunnen doen!
[13] Maar hoe zal hij hier terug kunnen komen? Over het slagveld zal hij niet gaan: daarom moet de bouw van mijn torens zo snel mogelijk plaatsvinden, opdat wij een bode naar Mahal kunnen zenden die hem weer binnen onze muren moet brengen, als hij nog in leven is!'
[14] Met deze woorden was Gurat het eens en raadde daarom de generaal de constructie van tenminste één toren bij de afgestoken bergwand aan.
[15] En Fungar-Hellan deed dat zo snel hij kon; en binnen dertig dagen stond er een toren helemaal gereed bij de bergwand.
«« 325 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.