[2] Dat merkten de beide gezegende broers en zij gingen naar Noach om hem te vertellen hoe zeer Cham zijn zonde tegen hem berouwde.
[3] Maar Noach zei: 'Luister, mijn geliefde zonen, ik zie Cham wel huilen, maar hij huilt niet vanwege mijn vaderhart, maar hij huilt vanwege zijn knechtschap! Zo heeft hij wel berouw over zijn misdaad tegenover mij omdat hij daardoor in knechtschap is vervallen; maar omdat hij mijn vaderhart pijn heeft gedaan berouwt hij zijn zonde niet! En daarom blijft hij een knecht omdat hij niet weet dat het levende hart van zijn vader hoger staat dan zijn knechtschap! Ga dat aan hem overbrengen!'
[4] En Sem en Japhet vertelden dat meteen aan Cham.
[5] Maar deze zei: 'Waarlijk broers, als Noach een levend hart had, dan zou hij mij nooit tot eeuwig knechtschap hebben vervloekt; maar omdat hij geen levend vaderhart in zijn borst draagt, deed hij dat!'
[6] Toen zei Sem: 'Waarlijk, nu doe je vader groot onrecht aan, want zo spreekt alleen jouw eigenliefde! Het hart kan alleen weer door het hart worden gevonden, of er nu wel een of niet een is!
[7] Zou jij een hart hebben voor je vader dan zou je ook het zijne vinden; maar omdat je nu juist geen hart voor je vader hebt, kun je er ook geen vinden in je vader, en het is nu begrijpelijk waarom vader in jou niets vindt wat zoals zijn eigen hart is!'
[8] Deze les ergerde Cham echter, waarop hij vrouw en kinderen nam en enkele koeien, ossen en schapen en wegtrok in de richting van de streek van het tegenwoordige Sidon en Tyrus en hij vernoemde het land naar zijn zoon en zei toen:
[9] 'Nu, in naam van de Heer, die ook mij heeft gezegend, wil ik wel eens zien hoe, waar en wanneer ik een knecht van mijn beide broers zal worden!
[10] Waarlijk, de vloek van Noach, van mijn vader, deed mij pijn, ofschoon ik die wel heb verdiend! Daarom ook wil ik mij wreken aan mijn vader en mijn broers, maar niet door iets slechts - neen, dat zij verre van mij! - maar door zegen wil ik mijn wraak uitoefenen!
[11] Wie mij hebben vervloekt zal ik zegenen; en deze zegen zal tot gloeiende kolen worden op hun hoofden en zal hun harten doen branden! En zo zal het land van mijn zoon nooit een land van vervloeking en knechtschap worden, maar een land van heerlijkheid en zegen heten!
[12] Zo zal het mijn stam nooit overkomen werk te zoeken in de hutten van de nakomelingen van mijn broers; maar die zullen wel komen in dit gezegende land en in mijn steden huisvesting zoeken en nemen! Amen.'
[13] Toen kwam er een bode uit Salem die tegen Cham zei: 'Dit land hoort bij Salem; wie het wil bewonen moet naar Salem en aan de Koning der koningen van alles een tiende geven!'
[14] En Cham zei: 'Heer, hier is alles wat ik heb; neem het, want het is immers van U sinds eeuwigheid!'
[15] En de bode sprak: 'Omdat dat jouw wil is, zij dit land gezegend voor de kinderen van de Heer; en jij zult hun getrouwe knecht zijn!'
[16] Dat beviel Cham wel, en hij gaf meteen een tiende van alles; maar hij begreep niet dat de bode de nakomelingen van Japhet als de kinderen van de Heer aanduidde.
[17] En zo leefden de Chamieten en de Kanaânieten tot aan de tijd van Abraham ongestoord in dat land omdat Cham degenen die hem hadden vervloekt gezegend had.
[18] Nog een weinig in het volgende!
«« 364 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.