[2] Toen Lamech uit de hoogte dat zag sloeg hij zich op zijn borst en zei: 'O vader Henoch, wat is dat?! Deze kinderen van de wereld houden zelfs veel meer van de nederigste gedenkplaatsen van de Heer dan wij van de Heer Zelf; hoe groot moet dan wel hun liefde voor de allerheiligste, liefdevolle Vader Zelf zijn!'
[3] En Henoch antwoordde Lamech: 'Ja zie, zo is het werkelijk! Men moet deze arme kinderen weliswaar het vereren van de plaatsen waarlangs de boden zijn gegaan en de weg die de Heer zichtbaar voor hun ogen heeft betreden, verbieden, omdat hun hart zich daarbij gemakkelijk kan hechten aan wat hen nu als een zoete en verheven herinnering dient, maar hun gevoelens zijn daarbij zo zuiver op de Heer gericht dat ik er zelf niet omheen kan om hen voorlopig in hun vroomheid te laten.
[4] Het pad waarlangs de Heer trok toen de naam Jehova naar de tempel werd gedragen zal zeker zeer geheiligd blijven, en wij zullen niet licht in staat zijn dit uit het innerlijke leven van het volk te verwijderen zonder daarbij hun vrije wil te beperken, waartoe wij echter nooit het recht hebben, daar de Heer dat Zelf immers ook niet doet.
[5] Maar laten wij ons niet te veel bemoeien met hetgeen de Heer is voorbehouden. Hij zal doen wat Hij het beste vindt!
[6] Maar wij hebben hier de heerlijke gelegenheid om te zien hoe heel anders en veel intenser dit volk nu de Heer, als allerheiligste en liefdevolle Vader, meer liefheeft dan wij, Gods kinderen van de hoogte!
[7] Zie, daar is nu het huis van Lamech uit de laagte; daarom laten wij hem nu voorgaan, zodat hij ons in zijn woning binnen kan leiden!'
[8] Lamech van de hoogte verbaasde zich over de grote pracht van dit gebouw, maar Henoch zei tegen hem: 'Ja, het vertoont een grote pracht; als men echter bedenkt met welke middelen het is gebouwd, dan zou men liever willen huiveren tot in het diepst van zijn ziel dan er enig welgevallen over te uiten!'
[9] En Lamech van de hoogte zuchtte vanuit de grond van zijn ziel en zei toen met weemoedige stem: 'Ja, ja, lieve vader Henoch, zo is het zeker! Wanneer de Heer zonnen en werelden bouwt en Hij plaatst hoge bergen op de krachtige aarde, dan kunnen wij ons terecht over die aanblik verheugen - want wij weten hoe de Heer zonder enige moeite zulke grote, wonderbaarlijke dingen kan scheppen; maar als zulke zwakke kinderen zulke gebouwen met stenen oprichten die eruitzien als kleine bergen, werkelijk, dan wordt men bedroefd tot in de grond van zijn hart!'
[10] En Henoch zei: 'Ja, zo is het! Hetgeen de Heer echter toegelaten heeft, laten wij zo; wij hebben er aandacht aan geschonken en zo is het goed voor de Heer, onze heilige, allerliefdevolste Vader!
[11] Maar nu komt Lamech, de leider, al met uitgestrekte armen naar ons toe om ons zijn huis binnen te leiden en al zijn bedienden wachten ons ook reeds op aan de poort van het huis! Laten wij trachten vlug het huis binnen te gaan; anders komt het vrome volk op ons af om ons in de naam van de Heer te aanbidden, - hetgeen wij zeer zorgvuldig dienen te vermijden!'
[12] Nu kwam Lamech, de leider, naderbij en Henoch gaf hem te verstaan zo snel mogelijk het huis te betreden om een regelrechte aanbidding te voorkomen. En het gebeurde zoals Henoch het wilde.
«« 39 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.