De deemoediging van de niet oprechte kijklustige criticus. Met het woord uit de mond is het mogelijk om te liegen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 48 / 366 »»
[1] En de voormalige criticus, helemaal doordrongen van de woorden van de voornaamste Spreker en vol wroeging, dacht een poosje na over wat hij nu zeggen of antwoorden moest of welke vraag over het een of andere duistere punt hij nu eigenlijk aan de Spreker moest stellen.
[2] En na niet al te lang nagedacht te hebben, schoot hem te binnen dat Lamech van plan was de tempel op de berg in te wijden; daarom zei hij dan ook tegen de voornaamste Spreken
[3] 'Luister, mijn hogelijk gewaardeerde vriend en broeder, ik ben volkomen doordrongen, vervuld en duidelijk overtuigd van de diepe waarheid van jouw woorden, waarom ik je dan ook heel graag met duizenden en nog eens duizenden vragen lastig zou vallen! Maar zie, Lamech is van plan om vandaag nog de nieuwe tempel op de berg in te wijden en maakt aanstalten om op te staan en daarom zal er vóór deze hoogst heilige handeling nu niet veel meer gesproken kunnen worden; maar na deze handeling wil ik je geheel en al in beslag nemen!'
[4] Maar de voornaamste Spreker zei daarop tegen de criticus: 'Luister, broeder en vriend, - hinderen wij dan met ons gesprek Lamech met zijn op handen zijnde handeling?'
[5] De criticus sprak: 'Ja, het is naar mijn mening enkel van belang, dat wij ofwel bij die handeling ook aanwezig moeten zijn, of, omdat ik opmerk dat Lamech, Henoch en zijn begeleiders uit de hoogte ook aandachtig naar je woorden schijnen te luisteren, wij met ons gepraat Lamech ophouden!
[6] Omdat je mij erom vraagt, noem ik deze omstandigheden, daar ze mij de voortzetting van ons gesprek hier enigszins overbodig lijken te maken. Overigens wil ik daarmee in het geheel geen vaste bewering plaatsen met het oog op jouw grote wijsheid; want jij zult de zaak beslist dieper doorgronden dan ik, omdat jij immers onmetelijk veel wijzer bent dan ik. Bepaal jij daarom dan ook wat hier het beste is, dan wil ik me naar jouw wijsheid voegen!'
[7] En de voornaamste Spreker antwoordde de criticus: 'Ik ben het volgende van mening: wij zijn aan tafel genodigd en zijn daarvoor ook hiernaartoe gekomen; maar wij zijn nog niet op de berg uitgenodigd, en er is ons ook niet gezegd wat er na het opheffen van de tafel moet gebeuren. En daarom hebben wij met de inwijding van de nieuwe tempel op de berg niets te maken!
[8] Lamech en Henoch zullen ook zonder ons wel weten wat zij moeten of willen doen, en zij zullen zich door ons gesprek geen beperkingen laten opleggen! Willen zij ons misschien ook bij zich hebben, dan zullen zij ons dat meedelen, en wij zullen hen, al pratend met elkaar, volgen; in het tegenovergestelde geval echter zullen wij toch zeker kunnen doen wat wij beiden willen?!
[9] Zeg Me, is deze reden niet juister en werkzamer dan jouw tegenwerpingen? - Wat vind je daar nu van?'
[10] En de criticus wist niet wat hij op deze vraag moest antwoorden en begon daarover zeer ernstig na te denken; want hij was erg kijklustig en er was hem veel aan gelegen de inwijding mee gade te slaan.
[11] De voornaamste Spreker merkte dat heel goed en zei daarom tegen de verlegen criticus: 'Luister, broeder en vriend! Is het dan zo moeilijk in alle dingen en wendingen van de levensomstandigheden oprecht te zijn?!
[12] Zie, in je en voor je ligt toch zonneklaar, waarvoor het woord uit de mond het beste deugt! Het woord uit de mond is nergens zo bruikbaar voor als juist voor de leugen!
[13] Je hebt Mij omstandigheden genoemd die ons zouden hinderen bij ons gesprek maar die wat jou betreft, volledig verzonnen zijn; want het gaat jou noch om de inwijding van de tempel noch om Lamechs daartoe bepaalde tijd, en evenmin om het feit dat hij zo aandachtig naar Mijn woorden luistert, - maar het gaat je alleen om je kijklust!
[14] Want je wilt de ceremonie graag bekijken; maar omdat je niets van die lust wilt opgeven, wil je dat Ik zwijg. Is het niet zo?!
[15] Maar wat voor een eer is het voor een man als hij een vrouwenhart heeft dat vol geheime uitvluchten is, waarvan Ik en iedere waarachtig wijze man een afkeer heeft?!
[16] Maar Ik zeg je: beter je leven, en reinig je hart, opdat Ik er geen afkeer van zal hebben om verder met je te praten over dingen die allemaal belangrijker zijn dan de niet veelzeggende inwijding van de tempel!'
[17] Deze woorden kwamen voor onze criticus als een geweldige schok en hij begon zich zo vreselijk te schamen dat hij wilde vluchten; maar de voornaamste Spreker weerhield hem daarvan.
«« 48 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.