[2] Deze aanspreking en de scherp vragende toon ontmoedigde onze Mira enigszins; toch kwam zij al spoedig weer tot zichzelf omdat zij dacht: 'Is het de Heer, dan zal Hij het immers niet zo heel erg ernstig menen en zal Zich zeker door mijn vurig smekende hart laten vermurwen; en is hij slechts zo'n starre wijze, dan ga ik in het ergste geval weer net zo weg als ik ben gekomen!'
[3] Pas na deze overweging deed zij haar mond open en zei enigszins schuchter, maar toch dapper: 'Het is waar dat ik over het geheel genomen verkeerd heb gehandeld; maar als ik dan weer bedenk dat de nood van mijn hart mij daartoe noopte, en dat Henoch mij niets heeft gezegd van het gebod, hier niet binnen te mogen treden, dan heb ik toch weer niet verkeerd gehandeld!
[4] Want wie zou, wie kan het iemand die lijdt, kwalijk nemen als hij in grote nood om hulp roept of in zijn leed hulp zoekt, en vooral een zwak vrouwelijk wezen zoals ik nu?!
[5] En wat voor ergs heb ik dan eigenlijk gedaan? Is het dan niet juist als ook een vrouwelijk wezen God meer liefheeft en acht dan alle mensen, die ten opzichte van God toch helemaal niets zijn?!
[6] En daarom ook heb ik de moeders en zusters mijn mening gezegd, want ik kon toch niet weten dat ze daardoor zo van streek zouden raken! Had ik het geweten, dan had ik natuurlijk wel kunnen zwijgen, maar gebeurd is gebeurd! Nu zou ik echter mijn fout wel duizendmaal goed willen maken, en dat kan toch onmogelijk verkeerd zijn!
[7] Dat heb ik ook tegen vader Henoch gezegd, maar hij had geen hart voor mij en mijn grote nood. Daarom snelde ik naar u toe, omdat ik geloofde dat u toch barmhartiger zou zijn dan Henoch; maar na uw eerste ontvangst lijkt ook bij u niet meer barmhartigheid te zijn dan bij Henoch!
[8] Ik moet u overigens ook bekennen en openlijk toegeven dat sinds de Heer op de hoogte toch meerdere dagen niets dan de liefde heeft onderwezen, de mensen mij veel onbarmhartiger voorkomen, en dat ook werkelijk zijn, dan zij voordien waren; en dat is in mijn ogen geen goed teken.
[9] Ik voor mij zou meteen wel iedereen willen helpen, om maar te zwijgen van een zwak vrouwelijk wezen, dat toch al door God alsook door de natuur op een voor ons onbegrijpelijke wijze in alles in het nadeel gesteld is en meer moet lijden dan iedere man!
[10] Zie, ik heb nu alles gezegd en gesproken zoals ik het in mijn hart voelde! Als dat u niet bevalt en ik u mogelijkerwijs, zonder het te willen, heb beledigd, dan bent u machtig genoeg om mij er weer uit te zetten of met mij te doen wat u al eerder buiten met Sehel hebt gedaan; want het is immers beter om niet te bestaan, dan in een wereld te zijn waarin de mensen een hart van steen hebben waarin geen erbarming te vinden is!'
[11] Hierna zei de Heer tegen Mira: 'Maar luister toch, Mira! Dat was wel een lang antwoord op Mijn korte vraag! Die ene helft had je wel voor je kunnen houden - en de andere verzwijgen; want Ik weet beter dan jij waar eigenlijk de schoen wringt!
[12] Maar opdat je in zult zien dat Ik gelijk heb, zal Ik je vertellen wat je eigenlijke nood is, luister dus:
[13] Zie, je moeders en zusters zijn jaloers, - en jij bent het ook! Jouw moeders schimpten uit jaloezie over Mij en Mijn gedrag, en jij hebt hen toen uit louter jaloezie terechtgewezen omdat je je heimelijk op grond van Mijn wenk een groter recht op Mij toe-eigende dan waar de anderen recht op hadden, die Ik niet heb gewenkt.
[14] Ten gevolge van Mijn wenk naar jou ontstak je meteen in de heftigste liefde tot Mij, maar toen je later de moeders en zusters hoorde schimpen over Mij werd de liefde in jou daardoor beledigd en je nam wraak op de moeders en zusters door je goede mening te uiten.
[15] Maar omdat je wraak iets sterker is uitgevallen dan je eigenlijk wilde, bedrukt je dat nu en nu wil je hen in hun leed graag helpen; maar omdat dat onmogelijk voor je is, zoek je hulp.
[16] Maar Ik zeg je, de hulp zal wel komen en eerder dan je zou hebben verwacht; maar ga jij intussen naar buiten en overdenk je misstap en kom dan pas, in jezelf gelouterd, bij Me, en Ik zal je dan opnemen en je zegenen zoals deze vier!'
[17] Hierop werd Mira rood van schaamte en zei: 'Ware U niet de Heer, dan zou Mijn hart niet zo open zijn voor U; U bent echter de Heer en daarom is er ook niets verborgen voor U, en ik ga nu wel uit deze hut, die ik niet waard ben, nu ik U gezien en helemaal herkend heb!
[18] Maar vergeef mijn schuld, zoals ik iedereen van ganser harte alles vergeef wat mij ooit op enigerlei wijze is aangedaan!'
[19] De Heer sprak echter: 'Ja, jou zou Ik eindeloos veel vergeven als je een zondares zou zijn, omdat je zo enorm veel van Me houdt! Maar je bent zuiver; blijf daarom ook hier bij Mij zoals je hart het wil, en Henoch zal al het andere in orde brengen! Amen.'
«« 5 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.