[2] Hoe en op welke manier kan de Schepper Zijn gedachten als Zijn eeuwige levensdeeltjes als volkomen vrije, van zichzelf bewuste, levende wezens zodanig buiten Zichzelf plaatsen, dat zij zijn zoals ik nu tegenover U ben, o Heer, en met U kan spreken, als was ik een tweede eeuwige God naast U?
[3] Dat was de vraag! Deze is juist, - dat herken ik zonneklaar; maar het antwoord, dat moeilijke antwoord, dat is nog niet met de vraag aan het daglicht gekomen.
[4] Maar nu zie ik iets in mij: het zijn grote gedachten! - Door een chaos wentelen zij zich en komen als afzonderlijke sterren tevoorschijn, zoals ze soms ook in een zwaar bewolkte nacht baanbrekend tevoorschijn komen en dan door het gescheurde wolkendek mild en zacht neerkijken op de duistere bodem van de aarde.
[5] O gedachten, o gedachten, wonderlijk heerlijke kleine scheppingen van mijn geest! Wat voor merkwaardige vormen zijn jullie? Jullie vullen mijn borst geweldig; sterren dringen tegen sterren en lichte vormen tegen vormen, en vrijer en vrijer wordt het in mijn ziel!
[6] Nu trekken de nachtelijke wolken weg in mijn borst, en daar waar zij heentrekken ontmoeten zij machtige stromen van licht, en die lichtstromen nemen de wegtrekkende wolken op, en die opgenomen wolken worden zelf licht en verkrijgen in de stroom vormen, - ja, heel wonderbaarlijk-heerlijke vormen krijgen ze!
[7] O, ik zie nu een overvloed aan lichtende vormen in mij, die onbeschrijfelijk en talloos door elkaar kolken als helder glanzende eendagsvliegen op een mooie zomerse dag wanneer de zon wil ondergaan, of als zij opgaat en de lager gelegen velden voor het eerst met haar allerheerlijkste stralen begroet!
[8] Ja, zo zie ik het grote antwoord nu in mij; maar hoe kan ik dat in woorden uitdrukken?!
[9] Maar wat ontdek ik, armzalige dwaas nu?! De vormen veranderen volgens mijn wil!
[10] Zie, ik wil mensen zoals ik, en zij worden zoals ik dat wil! En ik zie hoe zij van lichtatoom tot lichtatoom mijn gedachten zijn; en mijn wil houdt hen in mijn eigen vorm vast en wil dat zij leven, en zij leven zoals ik en bewegen zich vrij, omdat ik het zo wil.
[11] Nu ik dat wil, zie ik ook mijzelf in een volledig gelijke vorm in hun midden, en deze, mijn eigen vorm, spreekt wat ik denk en spreekt in deze, mijn oorspronkelijke grootte.
[12] En al die andere vormen in volkomen menselijke gedaante verdringen zich rond deze vorm van mij die in hun midden is, en luisteren naar elkaar en spreken met haar overeenkomstig de hoedanigheid die ik hen door mijn wil heb ingeblazen!
[13] Ik beleef grote vreugde aan deze vormen, en het is mijn wil om hen allen te behouden met mijn wil. Deze vreugde is echter een machtige liefde tot deze vormen in mij; ik heb hen lief!
[14] En zie, uit mijn vorm stromen nu vlammen als bliksemschichten, en die bliksemschichten dalen neer in de borst van die vele vormen! En de vormen beginnen nu zelf te bewegen, en zien en herkennen zichzelf; en ik zie hen van alles met elkaar doen, wat ik nu niet meer wil!
[15] O Heer, wat voor een groot wonder is dat nu in mij! Als ik nu het antwoord maar zou hebben!'
[16] Maar de Heer sprak tegen Lamech: 'Ik zeg je: je hebt het niet meer nodig, want je hebt het al gegeven!
[17] Het is zoals je het nu in je hebt gezien, - maar bij Mij is wel volkomen verwerkelijkt, wat bij jou slechts een voorbijgaand, vluchtig beeld was!
[18] Maar om er meer over te zeggen, zou zinloos gepraat zijn omdat het schepsel wel in beelden de kracht van de Schepper kan bevatten, maar nooit in werkelijkheid.
[19] Maar je hebt nog een andere vraag achter de hand; kom er dus maar mee tevoorschijn! Amen.'
«« 71 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.