[2] Maar met het vragen aan God, de almachtige Heer, ging het mij niet altijd zo voorspoedig! Want vaak heb ik ook gebeden, en als ik dacht dat God mijn gebed zeker verhoren zou, en ik erheen ging om te zien of mijn kinderlijke gebed iets opgeleverd had, -dan was er niets! Alles was nog even slecht.
[3] Dan ging ik natuurlijk weer naar mijn vader en vroeg hem waarom de almachtige God vaak zo erg hardhorend was!
[4] Dan zei vader mij dat God wel wist waarom Hij deze of gene voor zijn zieleheil een langer lijden gaf, en dat Hij heel precies de tijd uitmat hoe lang deze of gene moest boeten. Een gebed hielp dan niet zo veel, behalve als zo'n zondaar zich snel helemaal bekeerde! Wel, dan was ik weer wat rustiger, maar toch gaf ik het bidden voor de armen niet op.
[5] Maar soms verhoorde de lieve grote God mij ook snel, en dat deed mij dan wel veel plezier! Want voor een medelijdend hart is er in deze wereld geen grotere vreugde, dan te ondervinden dat de grote God zelfs het gebed van een haast nog onmondig meisje verhoort!
[6] En dat U, o Heer, naar ons toe bent gekomen, komt mij ook voor als de verhoring van mijn gebed door de grote God! Want wij hebben allemaal van velen, die hierheen zijn gekomen, gehoord, dat in Nazareth en omgeving een zekere timmerman Jezus zulke buitengewoon grote, ongehoorde genezingen verrichtte onder de zieken, en zelfs doden weer levend maakte. De blinden werden ziende, de stokdoven kregen hun gehoor weer helemaal terug en de stommen hun spraak, de lammen en kreupelen werden weer recht en heel, -kortom er was geen ziekte, die hij niet ogenblikkelijk kon genezen!
[7] Eerst hielden wij het voor een fabeltje, maar toen er steeds weer mensen naar ons toekwamen en zelfs zulke, die door Jezus wonderbaar genezen waren, begonnen wij ook te geloven dat het werkelijk waar zou zijn.
[8] Toen werd ik gegrepen door een machtige liefde voor deze man, die zoiets kon, en ik bad tot de lieve God elke dag zo eerbiedig en vol vertrouwen als mij dat maar mogelijk was, of Hij U door Zijn almacht naar ons toe zou willen brengen! En zie, God heeft Mij verhoord en U naar ons toegebracht!
[9] Ach, het is niet te beschrijven wat een vreugde het mij gaf, toen men zei dat U gekomen was! O, als ik maar gedurfd had, hoe graag zou ik U omhelsd hebben! Maar ik moest, terwille van mijn ouders en familie, mijn hart met grote dwang het zwijgen opleggen. Maar nu is voor mij de haast onbeschrijfelijk gelukkige tijd aangebroken om bij U, de Meester en Heer, te zitten, die ik al sinds ik het eerste woord dat ik over Hem gehoord heb, boven alles liefheb.
[10] Oh, nu bent U er en Ik heb U en -o wat een onbeschrijfelijke hemelse vreugde! - ik mag U liefhebben en U heeft mij ook lief. Oh, nu zouden zelfs de volmaaktste engelen in de hemel niet gelukkiger kunnen zijn dan ik ben! -Maar U mag ons nu ook nooit meer verlaten, want dan zou ik zeker van te groot verdriet moeten sterven!"
[11] IK zeg: "Nee, nee Mijn hartendief! Ik verlaat je nooit in der eeuwigheid, en Ik zeg je ook dat je de dood niet zult smaken of voelen. Eens zullen Mijn engelen je van deze wereld halen en je bij Mij, je eeuwige Vader, brengen! Want weet, allerliefste Jarah, Degene tot Wie je zo van harte gebeden hebt om Mij hierheen te krijgen, zit nu in Mijn persoon bij je en houdt van je met al het zuiver goddelijke vuur van alle hemelen, en je had gelijk toen je zei dat je gelukkiger bent dan de volmaaktste engelen uit alle hemelen! - Kijk omhoog, dan zul je zien dat het is zoals Ik je nu gezegd heb!"
«« 114 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.