Er kan een einde aan het geduld komen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 121 / 244 »»
[1] De Farizeeën, die voor Mij uit Jeruzalem hierheen zijn gekomen, en die onze vriend op zo'n wijze manier de schrik op het lijf heeft gejaagd, zullen Mij morgen behoorlijk lastig vallen als ze Mij eenmaal herkend hebben. Maar Ik zal hen voor de eerste maal klare wijn schenken, dat wil zeggen, Ik zal hen onomwonden de volle waarheid zeggen.
[2] De zieken, die hier zijn en nog zullen komen, behoeven alleen maar de zoom van Mijn overkleed aan te raken - dan zullen ze gezond worden. Mijn leerlingen zullen vervolgens het ochtendbrood met ongewassen handen eten, en dat zal voldoende zijn om deze echt oerbekrompen Farizeeën en schriftgeleerden volledig in het harnas te jagen. Dan zullen zij meteen met hun gebruikelijke strikvragen komen, en Ik zal antwoorden geven die hen nog veel zuurder en bitterder zullen lijken dan azijn en gal, een bekende drank waarmee zij de dorst van de arme zondaars plegen te stillen. - Maar nu zullen wij die paar uren tot het aanbreken van de dag zwijgend doorbrengen.
[3] Mijn leerlingen, evenals hun twee Essenen en een aantal Farizeeën en schriftgeleerden, zijn nu gaan slapen en hebben goed werk gedaan, want zij hebben hen allen voor Mij gewonnen. Twee jonge Farizeeën, Pilah en Ahab, de eerste uit Kis en de laatste uit Jesaïra, belden zeer goede sprekers en tevens nuchtere verstandige mensen, behoren echter al langere tijd tot Mijn leerlingen. Deze twee, die gistermorgen hier aangekomen zijn, hebben zich meteen weer bij Mijn leerlingen gevoegd en hen bij hun bekeringswerk goed ondersteund. Want Mijn leerlingen, die op drie na allen vissers zijn, zijn nog geen vlotte sprekers en daarom verlenen de beide jonge Farizeeën hen goede diensten.
[4] Ebahl, ga jij naar hen toe en zeg de leerlingen dat ze morgen met ongewassen handen het ochtendbrood moeten eten, en de andere hier bekeerde Farizeeën en schriftgeleerden en de twee Essenen moeten zich zolang verborgen houden tot die uit Jeruzalem vertrokken zijn, pas daarna kunnen zij te voorschijn komen, en zal Ik ze zegenen. Als zij zich daarna willen omkleden en bij Mij blijven, of uiterlijk voor de mensen blijven wat zij tot op heden waren, staat hen volkomen vrij. Ga en breng dat over aan de leerlingen en de anderen, -je weet wel wie!" -Ebahl gaat meteen weg en voert alles precies zo uit als Ik het hem opgedragen heb. Allen verheugen zich over dit bericht en beloven zich heel precies te houden aan wat Ik hun liet meedelen.
[5] Ebahl komt terug en brengt ons meteen op de hoogte van de goede ontvangst die zijn uitgevoerde opdracht ten deel viel. Allen zijn daar blij om, en de HOOFDMAN zegt: "Ik verheug me heel bijzonder op de dag van morgen, maar ik zeg erbij, en daar geeft de merkwaardige droom van de lieve Jarah mij heel speciaal aanleiding toe, dat ik die kerels niet met me zal laten spotten. Zodra ze mij smoesjes vertellen, laat ik hen geselen tot het kwade bloed hen in stralen van de rug zal lopen! Want slaan met woorden haalt helemaal niets uit bij deze onmensen en het spoort hen tot nog meer wraak aan, maar een geseling op leven en dood zal hun kwade ijver zeer afkoelen. Het is nog niet zeker dat ik het doe, maar erg onzeker is het ook niet!
[6] Het zou heel goed mogelijk zijn dat deze kerels en hun handlangers in Jeruzalem, als er ook maar een heel kleine kans voor was, U inderdaad net zo zouden behandelen als het meisje in de eerste droom heeft gezien! Ik zeg U, er hoeft maar een heel geringe mogelijkheid te zijn en daarbij nog de verwijfde slappe landvoogd Pontius Pilatus -en ze spijkeren U zo maar aan het dwarshout!
[7] Ja, als ik landvoogd in Jeruzalem zou zijn, dan zou iemand het maar eens moeten proberen om de hand aan U te slaan! Ik zou hem tienmaal aan het dwarshout ophangen en pas bij de tiende keer zou ik hem de benen laten breken! Maar jammer genoeg is mijn standplaats hier, en ik zou U niet te hulp kunnen komen en Uw vrienden Cyrenius en Cornelius zouden dat ook niet kunnen. Men moet daarom vooraf beginnen met het afkoelen van hun verderfelijke moed, zodat ze behoorlijk geschrokken zijn en het voortaan niet zo gauw meer zullen wagen om hun afschuwelijke klauwen uit te steken naar mannen van God, waarvan U een der allerhoogsten bent!
[8] O wacht maar, schoften, de dag van morgen zal voor jullie zo heet worden, dat je van louter hitte bloed zult zweten! Als de kerels op deze manier een paar goede stevige lessen krijgen, zou ik haast het halve Romeinse rijk eronder durven verwedden, dat ze hun slechte daden tenminste de gruwelijkste daarvan - op zullen geven; maar hun oude slechte huid moet vooraf behoorlijk bewerkt worden! Dixi (ik heb gezegd)!"
[9] IK zeg: " Je kunt weliswaar doen wat je wilt, en Ik zal niet tegen je zeggen: Doe het niet! Want je bent een van de meest wijze vrienden die Ik ooit gevonden heb. In al je woorden en daden gedraag je je werkelijk heel tactvol, maar Ik zeg je, dat alles zal dit slechte soort mensen niets helpen, maar ze alleen nog maar slechter en tevens sluwer maken. Want zij, die eenmaal van de satan zijn, die zijn dat helemaal. Men kan ze nog het snelst met rake woorden op iets beters richten, zoals mijn leerlingen dat nu gedaan hebben en zoals dat in Nazareth is gebeurd, waar de overste en de Farizeeën en schriftgeleerden Mijn leer hebben aangenomen. Maar vaak kan men niets doen en net zo min op jouw manier! Want je drijft met de roede één duivel uit, maar op de plaats van die ene nestelen zich tien anderen, die stuk voor stuk erger zijn dan die ene, die er eerst was."
[10] De HOOFDMAN zegt: "Zo waar ik Julius heet, zal ik niemand de roede en de gesel laten voelen voor ik in uiterste noodzaak daartoe gedwongen wordt, maar als ik dat word, wee dan die kerels!"
[11] IK zeg: "Nu heb jij weer helemaal gelijk! Men moet zo lang mogelijk geduld hebben, maar als de uiterste grens eenmaal bereikt is, dan moet zonder verdere omhaal en zonder verdere toegeeflijkheid met alle bliksems en donders erop geslagen worden, anders zouden de zondaars meteen op de gedachte komen dat men schertste en met hen een kinderspelletje speelde!"
[12] HOOFDMAN Julius zegt: "Helemaal mijn idee! Er is veel voor nodig voor ik iemand straf, maar als een onverbeterlijke mij daartoe dwingt, dan zal hij het ook onthouden wanneer hij door mij gestraft is! -Maar nu denk ik toch, dat we die paar uurtjes nog een beetje gaan rusten, want het begint al te schemeren!"
[13] IK zeg: "Ja, laten we dat hier doen, ieder op zijn eigen plaats!"
[14] Vervolgens is alles stil en over alle ogen daalt een weliswaar kort, maar tevens toch honingzoet slaapje. En als men dan gezamenlijk ontwaakt, is ieder zo gesterkt alsof hij een hele nacht op een zacht bed goed geslapen en gedroomd had.
«« 121 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.