De Heer waarschuwt voor de wraak der Farizeeën.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 126 / 244 »»
[1] Toen deze controleurs en onderzoekers al in geen velden of wegen meer te bekennen waren, zei de HOOFDMAN: "Heer, die zullen hopelijk zwijgen, want deze drie koorden zouden wel eens sterk genoeg kunnen zijn! Overigens is het de volle waarheid dat ik binnen hoogstens acht dagen hoor wat één van hen ook nog zo heimelijk ergens gezegd heeft, bovendien is hun geloof nog sterker dan mijn ver verspreide boodschappers en hun grote angst is hun tuchtmeester. Ik sta er dan ook voor in, dat geen van hen ook maar een woord van alles wat hij hier heeft beleefd tegen iemand zal zeggen!"
[2] IK zeg: "Ja, zij zullen zwijgen, maar hun toorn zal des te groter zijn, want dat wat zij hier in zo overvloedige mate hebben ontmoet, zal geen van hen ooit vergeten. Pas allen echter goed op, want hun geheime boosheid is groot en heeft geen grenzen! In hun hart wonen duivels en daarvoor is geen middel te slecht om zich te wreken op degene die hen beledigd heeft! Pas daarom op! Zij zullen nu broeden en broeden! Het getuigenis dat zij moesten ondertekenen is echter het beste middel om hen te binden! Daarom zullen zij wel stil zijn, maar zij zullen jullie meer kwaadwillende boodschappers op de hals sturen dan jullie hen, en zij zullen valse getuigen tegen jullie aanstellen. Pas daarvoor dus op, daarom zeg ik het jullie vooraf!"
[3] De HOOFDMAN zegt: "Heer, ik dank U met mijn hele hart voor deze waarschuwing! Maar omdat ik dat nu weet zal het iedere vreemde in het vervolg heel vreemd te moede worden, vooral echter als hij uit Jeruzalem hierheen komt! Waarlijk, gloeiende kolen zullen op zijn hoofd worden gestapeld! Als we er één een keer pakken, dan zal het een tweede voor altijd de lust benemen om boodschapper van de duivel te zijn!"
[4] IK zeg: Ja, ja, wees dus op je hoede, want dit soort ziet er van buiten zo gedwee uit als een duif, maar is van binnen giftiger dan een Egyptische ringslang! Zij zullen in allerlei gestalten komen en dan deze, dan gene taal spreken, dan weer als Griek en dan weer als Egyptenaar, ook als Romein, en zij zullen moeilijk te onderscheiden zijn van echte onderdanen van de genoemde naties. Maar als je ze grondig onderzoekt, zul je wel ontdekken wiens geesteskinderen zij zijn!"
[5] De HOOFDMAN zegt: "Oh, ik dank U nog veel meer, o Heer! Nu weet ik precies wat ik in de toekomst zal moeten doen, en zou er zich een twijfelgeval voordoen, dan zult U mij wel toestaan dat ik Uw boven alles heilige en machtige naam aanroep en zeg: '0 grote almachtige geest van mijn Heer en Meester Jezus! Verlicht mijn hart opdat het er licht worde!', en U zult dit roepen van mij zeker ook tot aan het einde der wereld horen!"
[6] IK zeg: "O vriend en broeder, blijf zó in Mij en Mijn geest zal in je zijn, tot je hulp op ieder moment bij dag en bij nacht!"
[7] De naast Mij staande JARAH zegt: "Maar Heer, U spreekt alsof U ons al zou willen verlaten!? O ik smeek U, blijf toch nog een paar dagen bij ons, want U bent toch mijn leven! Hoe zou ik zonder U kunnen leven? U moet hier blijven, ik laat U niet gaan! Zonder U zou ik moeten sterven!"
[8] IK zeg heel vriendelijk: "O mijn geliefde Jarah, jou zal Ik eeuwig niet verlaten! En als Ik als mens Mij na enige dagen voor Mijn taak een tijdlang van hier moet verwijderen, dan zal Ik toch steeds in de geest bij je zijn, en je zult met Mij spreken, en Ik zal op ieder van je vragen een goed hoorbaar antwoord geven, daar kun je helemaal van verzekerd zijn! - Begrijp je dat?"
[9] De kleine JARAH zegt: "Ja, mijn allerliefste Heer Jezus, dat begrijp ik heel goed en ik weet dat niets U onmogelijk is, maar ik zou toch graag willen dat U ook als mens nog langer bij ons bleef. Want kijk, nu U bij ons bent, ziet alles er zo stralend en hemels uit, ik kan mij nu al de hemel niet mooier en heerlijker voorstellen. Daarom moet U voor mij toch ook nog als mens een paar dagen hier blijven!"
[10] IK zeg: "Nu ja, het is onmogelijk om zo'n liefde iets te weigeren, vooral als zij het allerbeste deel uitgekozen heeft! Wees maar blij, jouw liefde zal nooit alleen zijn!"
[11] Dat maakt JARAH zo vrolijk dat ze naar Ebahl springt en zegt: "Kijk, vader Ebahl, de Heer blijft nog bij ons, en zal dat steeds doen!"
[12] EBAHL zegt: "Mijn lieve kind, dat is een grote genade voor ons, die wij allen tesamen niet waard zijn, want Hij is een Heer van hemel en aarde! Wat Hij doet en doen wil, ligt in Zijn eeuwig ondoorgrondelijk raadsbesluit verborgen, volgens hetwelk iedere haar op ons hoofd net zo geteld is als het zand van de zee, en wij mensen kunnen daar niets aan veranderen. Maar ik ben ook van mening dat het bij Hem, voor wie duizend jaren zijn als een dag, nu juist niet op een dag zal aankomen om korter of langer bij ons te blijven. Houd jij Hem daarom maar vast en laat Hem niet gaan, want Hij heeft jou van ons allen het liefst!"
[13] JARAH zegt: "Oh, ik zal Hem wel goed vasthouden en zeker nooit laten gaan!"
«« 126 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.