De zelfverloocheningschool in het hiernamaals.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 138 / 244 »»
[1] JARAH zegt: "Ik denk wel dat ik het begrepen heb, - maar ondanks dat is het toch een heel treurige zaak voor mij en alle andere mensen, want nauwelijks één op de duizend zal kracht genoeg hebben om uit zichzelf zo tegenover de wereld te staan als U het zou willen!"
[2] IK zeg: "Daarom ben Ik ook in de wereld gekomen, om door Mijn leer en door Mijn daden iedereen het wapen in de hand te geven waarmee hij moeiteloos de wereld kan overwinnen!"
[3] JARAH zegt: "Dat kan wel zijn, - maar er zijn op aarde nog een groot aantal mensen die misschien nog in geen duizend jaar iets van Uw woord zullen horen! Waarmee zullen deze dan gedurende die lange tijd zich beschermen tegen het geweld van de wereld? Dat zijn toch net zo goed mensen als wij Joden!"
[4] IK zeg: "Met de volken der aarde gaat het net als met kinderen van één vader: die eerder ter wereld kwamen worden door de vader anders behandeld dan zij, die pas twee, drie, vier of vijf jaar geleden het licht der wereld aanschouwden. De oudste zoon is al een krachtige man geworden, en een dochter is huwbaar, daarnaast zijn er nog een paar kinderen van jouw leeftijd, en drie hebben nog de luier aan. Wat denk je, zou het verstandig van de vader zijn als hij de kinderen in de wieg net zo zou behandelen als de tot een krachtige man uitgegroeide zoon!?"
[5] JARAH zegt: "Dat zou natuurlijk erg dom van zo'n vader zijn!"
[6] IK zeg: "Wel, dat is ook de reden waarom enige volkeren pas later Mijn leer te horen krijgen! Zij zijn er nu nog niet rijp voor, maar op het juiste moment zullen zij rijp worden en dan zal Mijn leer hen ook bereiken. -Begrijp je dat?"
[7] JARAH zegt: "O ja, dat begrijp ik heel goed, maar wat staat dan de op deze aarde tot op heden nog niet rijp geworden volkeren in het grote hiernamaals te wachten?"
[8] IK zeg: "Dat zul je meteen te zien krijgen! Kijk, daar in het noordelijke deel van de hemel staat een ster die een wat roodachtig schijnsel geeft, richt er, net als bij de eerdere, het oog van je hart op en richt je aardse oog er ook op en dan zul je op die ster het mooiste antwoord op je vraag krijgen!"
[9] JARAH doet dat nu meteen en zegt al na weinige ogenblikken: "O Heer, almachtige schepper des hemels en van alle werelden, dat is een nog veel grotere wereld dan de vorige, en wat wordt ze door een heerlijk licht omgeven! Maar het licht heeft een helrode kleur, wat naar het goudgele toe, terwijl het licht van de eerste wereld helemaal zuiver wit was. Maar nu wordt het licht van deze wereld ook ondraaglijk fel! Ah, nu sta ik al op de bewoonde bodem van deze wereld! Oh, dat is ook onbeschrijflijk heerlijk! Wat een afwisseling! Lieflijke zacht glooiende bergen omringen de prachtige vruchtbare dalen. In de dalen ziet men ook een soort hutten, die enkel bestaan uit een dak dat netjes ondersteund wordt door robijnachtige zuilen. Maar op de bergruggen staan ononderbroken onafzienbare rijen van zulke hutten en hoe ontzettend ver mijn blik ook reikt, toch zie ik niets anders, en die hutten lijken op elkaar als twee druppels water. Zoals ik zie, rusten de ovaal ronde daken allen op robijnzuilen van ongeveer zeven man hoog en ook die zuilen zijn allemaal eender! Van mensen en andere levende wezens is tot nu toe nog niets te ontdekken, maar ze moeten er toch wel zijn, -want dat blijkt al uit de buitengewone beschaving van deze ontzettend uitgestrekte landen!
[10] Maar het is merkwaardig dat in deze toch zo schitterende wereld alles precies op elkaar lijkt! De ene vruchtboom lijkt sprekend op de andere en iedere bloem is gelijk, alles staat in rijen en je kunt beslist niets ongeordends vinden.
[11] Het geheel ziet er wel wonderschoon uit en het levert een vriendelijk schouwspel op, maar na een poosje zou dit eeuwige op elkaar lijken voor mensen van ons slag toch wat vervelend worden! Maar nu ben ik voor zo'n hut aangekomen en kijk, binnen zijn mensen net als wij! Eén staat er op een verhoogde plaats en preekt, en de paar honderd anderen luisteren met de grootste aandacht naar deze prediker!
[12] Daar in de aangrenzende hut zie ik verscheidene in rijk geplooide mantels gehulde mensen aan een goedgevulde tafel zitten eten, maar om de etenden heen staan er net zoveel, die geplaagd schijnen te worden door de honger, en die krijgen niets te eten! Ah, daar in de derde hut zie ik nu een paar wondermooie meisjes! Die staan moedernaakt en maken veel plezier met erg onbetekenende mannen en lopen heen en weer. Op de achtergrond staat een aantal heel wellustig lijkende jongemannen en geven aan de mooie meisjes tekens om ook bij hen te komen en met hen ook wat plezier te maken. Maar de jongemannen krijgen geen gehoor en schijnen zich daarover nu juist niet te verheugen.
[13] Ah, die huizen zijn toch zonderling ingericht! Zo gelijkvormig die hutten ook zijn, zo verschillend schijnen daarin de bezigheden van de mensen te zijn, en dat is beslist toch ook merkwaardig!? Maar als het er op deze ontzettend grote wereld overal zo uitziet als in de omgeving die ik nu gezien heb, dan is onze kleine aarde mij liever - behalve de slechte mensen dan!"
[14] IK zeg: "Alles wat je nu ziet is slechts een klein school en trainingshuis in zelfverloochening en zelfbeheersing. Wandel nu in gedachten verder en dan zul je meteen wat anders zien!"
[15] Jarah doet dat en geeft dan ineens zo'n schreeuw, dat de vast slapenden bijna wakker zouden zijn geworden als Mijn wil hen niet weer in slaap gedompeld had.
[16] Na die schreeuw vroeg Ik Jarah waarom ze zo geschreeuwd had.
[17] JARAH zegt: "O Heer, deze pracht, deze majesteit overtreft weer alles wat een menselijke geest maar ooit bevatten kan! Daar staat een paleis zo groot en hoog als de hoogste en grootste berg op aarde! De muren zijn opgetrokken uit een en al prachtige edelstenen. Duizend en nog eens duizend gouden trappen en galerijen sieren van buiten dit ontzagwekkende paleis, dat helemaal bovenaan uitloopt in een echte spits. Rondom dit paleis pronken de prachtigste tuinen, waarin een grote verscheidenheid het oog steeds blijft boeien. In de tuinen zijn ook heel mooie meren waarop waarschijnlijk voor het vermaak een groot aantal kunstwerken ronddrijven, die echter door niets geleid worden en waar nog minder op gelet wordt.
[18] Heer, wat betekent dat nu allemaal? Wie zijn de bewoners van dit kolossale paleis en waarvoor dienen die op de mooie meren vrij ronddrijvende veelsoortige kunstwerken?"
«« 138 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.