[2] Ook legde Ik tesamen met Mijn leerlingen voor Jarah een kleine moestuin aan, beplantte deze met allerlei nuttige planten, kruiden en wortelgewassen en raadde haar aan, deze tuin heel zorgvuldig te onderhouden. Onder veel vreugdetranen beloofde zij Mij dat en zodra Ik weer terug zou komen, zou ik de tuin al in volle groei en bloei aantreffen. En zodoende was alles in het huis van Ebahl keurig voor elkaar .
[3] Tijdens al deze nuttige bezigheden waren de zondag, de maandag en de dinsdag voorbij gegaan, en Ik maakte aanstalten om verder te trekken. Maar de hoofdman, en Ebahl met zijn vrouwen en kinderen, waaronder vooral Jarah, vroegen mij dringend nog gedurende de nacht in hun huis te blijven; en Ik bleef daarom tot woensdagmorgen.
[4] 's Morgens kwamen er een paar van de schippersknechten en vertelden dat de Farizeeën uit Jesaïra de voorgaande dag wel naar hen toegekomen waren, maar met geen woord over psalm 47 gesproken hadden. Ze hadden echter des te meer naar Mij gevraagd, want ze wilden Mij ter verantwoording roepen omdat Ik heel Jesaïra van Jeruzalem afvallig gemaakt zou hebben. Maar zij hadden hen op die vragen helemaal geen antwoord gegeven. Wel hadden zij de zilvergroschen van hen gevorderd, die de Farizeeën heel onwillig en onder schimpscheuten aan hen betaald hadden. Waarna zij zich weer ingescheept hadden en, volgens mededeling van de schipper, naar Kapérnaum vertrokken waren, waarschijnlijk om Mij daar verder op te sporen, wat hen oorspronkelijk zowel door de tempel als door Herodes was opgedragen.
[5] Toen Ik dat getrouwe verslag van de schippersknechten hoorde, gaf Ik de schippers opdracht om het schip binnen een uur klaar te hebben voor vertrek, en de schippers vertrokken en brachten het schip in gereedheid.
[6] Toen Jarah, die 's morgens naar haar tuintje was gegaan, in de kamer kwam en hoorde dat Ik zo snel zou vertrekken, begon zij bitter te huilen en vroeg Mij of ik toch nog niet een uurtje langer zou kunnen blijven. Haar hart raakte letterlijk beklemd als zij zich in moest denken dat zij Mij nu, God weet hoe lang, niet meer zou terugzien.
[7] Maar Ik troostte haar en verzekerde haar dat zij Mij zelfs lichamelijk heel gauw zou terugzien. Geestelijk kon zij met Mij spreken wanneer zij maar wilde en dan zou Ik een volmaakt helder en duidelijk antwoord in haar hart geven. Bovendien zou Ik in Mijn plaats de engel Raphaël zichtbaar bij haar achterlaten, om haar op de juiste weg te leiden. - Hiermee was de bedroefde gerustgesteld.
[8] Daarop zegende Ik het hele huis van Ebahl en ging naar de zee waar het schip op ons wachtte. Het spreekt wel vanzelf dat het hele huis van Ebahl, de hoofdman en nog een grote hoeveelheid ander volk Mij uitgeleide deed.
[9] De beide Essenen en de bekeerde groep Farizeeën en schriftgeleerden vroegen Mij of ze Mij mochten begeleiden naar de plaats waar Ik heenging.
[10] Maar IK zei: "Blijven jullie hier, opdat de wereld er niet vóór haar tijd aanstoot aan zal nemen! Want de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen, maar de Zoon des mensen bezit zelfs geen steen om onder Zijn hoofd te leggen. Omdat Ik echter geen aards bezit heb en toch een grote schaar mensen met Mij meeneem, zou men zich af kunnen gaan vragen: 'Hoe houdt hij ze in leven? Hij heeft toch geen akkers, geen weiden en geen kudden! Hij is een dief of anders een bedrieger!' Blijven jullie hier om dat te vermijden, en jullie Essenen, ga naar jullie broeders en vertel hen alles wat jullie gezien en gehoord hebben. Zij zullen zich allen veranderen en betere dingen gaan nastreven!
[11] Als jullie, Farizeeën en schriftgeleerden, soms door de tempel teruggeroepen worden om inlichtingen over Mij te geven aan hen die Mij naar het leven staan, zeg dan niets over al Mijn daden, maar spreek des te meer en vrijmoediger over Mijn leer! Wees ook niet bang voor hen, die in het uiterste geval wel jullie lichaam kunnen doden, maar de eeuwig voortlevende ziel niet verder kunnen schaden! Zij zullen jullie echter niet aanvallen. Als ze jullie verstoten, ga dan naar de Essenen, die zullen jullie met open armen ontvangen!"
[12] De HOOFDMAN zegt: "Oh, jullie kunnen ook bij mij blijven. Ik maak Romeinen van jullie, geef je Romeinse kleding en een zwaard, en dan zullen de tempel en haar kwaadaardige dienaars je zeker met rust laten. "
[13] IK voeg daaraan toe: "Ja, ja, dat kunnen jullie ook doen! Wees steeds slim als de slangen en zachtzinnig als de duiven, dan zullen jullie het best met de wereld klaar komen!"
[14] Na deze woorden scheepte Ik Mij met Mijn groep van twintig leerlingen in, en met goede wind voer het schip met grote snelheid naar de andere oever van de zee in de richting van Sidon en Tyrus (Matth. 15:21), welke steden natuurlijk wel behoorlijk ver van de Galilese zee aan de Middellandse zee lagen.
«« 167 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.