[2] De oude MARCUS zegt: "Dat kan best, want zo braaf als mijn zoons overigens zijn, ze hebben toch de kwaal om graag te praten, waardoor ze al menig onheil hebben veroorzaakt. Ik zal meteen naar beneden gaan en het aan hen vragen. "
[3] IK zeg: "Blijf maar rustig hier! Want noch jouw zoons, noch iemand anders uit de omtrek heeft Mij verraden. Zij kwamen alleen vanwege de vissen naar jou toe; zij willen een gave van ongeveer honderd vissen van die soort die zij in de stad wel gezien, maar niet gekocht hebben. Je weet wel dat ze overal het recht hebben om de tiende te nemen waar er geoogst wordt. Zo'n rijke visvangst is ook een echte rijke oogst en daarom menen zij het recht te hebben daarvan de tiende te eisen. Ga daarom naar beneden en geef honderd vissen, dan zullen zij je prijzen en de vissen nemen en daarmee heel rustig meteen weer naar huis gaan!"
[4] MARCUS zegt: "Maar hoe zullen zij honderd vissen vervoeren?"
[5] IK zeg: "Maak je daar maar niet druk over, dat zoeken zij wel uit! Kijk maar eens, ze zijn al redelijk dichtbij gekomen en nu kun je tussen hen in een lastdier zien lopen, diens rug is al van alles voorzien om de vissen te vervoeren. "
[6] MARCUS kijkt wat scherper naar de kleine karavaan die zijn woonstee nadert en ontdekt dan zonder veel moeite dat, waarop ik hem opmerkzaam heb gemaakt, en zegt: "Heer, het is zoals U gezegd heeft! Ik ga nu snel naar beneden, dan staan die honderd vissen in de grote bak al voor hen klaar, waarover ze zich zeker wel wat zullen verbazen!"
[7] IK zeg: "Ga en doe dat! Maar als ze je vragen hoe je dat kon weten, geef dan een slim antwoord; met een leugen mag je ze niet afschepen!"
[8] Marcus gaat en Iaat meteen honderd vissen uit de vishouders halen en in de grote bak doen. Toen hij nog maar net met het werk klaar was, arriveerde de groep jonge Farizeeën al en vroeg naar de visser Marcus. MARCUS meldde zich meteen en zei, omdat hij zich nog bij de visbak bevond: "Hier ben ik, en hier in de bak zit datgene waarvoor jullie waarschijnlijk gekomen zijn! Dit is de nauwgezet afgemeten tiende van de vis, bestaande uit honderd stuks van de meest uitgelezen vissen die in onze zee ooit gevangen werden!"
[9] De Farizeeën zijn totaal verbluft door deze toespraak en EEN van hen zegt: "Maar ben je dan een profeet, dat je van te voren al weet waarvoor wij uit de stad hiernaartoe zijn gekomen?"
[10] MARCUS zegt: "Daarvoor hoef je heus geen profeet te zijn, daar heb je alleen maar vijf goede zintuigen voor nodig en een beetje verstand, dan kun je gemakkelijk beredeneren waarom jullie uit de stad zijn gekomen! Hier, neem de vis en ga in vrede weer verder! Ik heb vandaag nog veel te doen en het is al bijna middag. Wij hebben vandaag veel werk verricht en moeten ons middagmaal gaan klaarmaken!"
[11] Een van de FARIZEEËN antwoordt: "Voor straf zou je er ons bij die honderd nog dertig extra moeten geven. Want het was niet netjes, dat je ons als dienaars van God, die steeds voor jouw heil tot God de almachtige smeken, niet meteen na de vangst, door middel van je kinderen de eerste vissen gestuurd hebt!"
[12] MARCUS zegt: "Daar, daar heb je er niet dertig, maar veertig stuks erbij! En nu hoop ik datje tevreden bent, en dat je gauw weer vertrekt!"
[13] De FARIZEEËN zeggen: "Wij hebben van God het recht om te komen en ook om te gaan wanneer wij willen! Maar als je de vissen in onze meegebrachte tonnen doet, dan zullen we verder gaan!"
[14] Marcus geeft zijn kinderen opdracht te doen wat de Farizeeën zeggen. Zij doen dat direct en vullen de tonnen van de Farizeeën met de nu honderd veertig vissen.
[15] Als het werk klaar is zegt MARCUS: "Nu is alles gedaan wat jullie gevraagd hebben. Zijn jullie tevreden?"
[16] Dan zegt een zeer brutaal uitziende jonge FARIZEEËR: "Nee, en nog honderd keer nee! Want je spreekt tegen ons als tegen wereldse mensen die je lastig vallen en vergeet daarbij dat wij dienaars van de almachtige God zijn, die je in een zucht voor eeuwig te gronde kunnen richten! Jouw uitdagende houding tegenover ons moet daarom niet alleen met honderd veertig vissen, maar met de onteigening van al je bezit bestraft worden!"
[17] Nu wordt het Marcus te bont. Hij loopt de hut in en komt meteen weer naar buiten met een perkamentrol waarop met grote letters geschreven stond, dat hij geheel en al Romein was en als zodanig, als hij dat wilde, volkomen gebruik kon maken van alle rechten van een vrije burger van Rome.
[18] Toen vroeg de BRUTALE FARIZEEËR wat uit het veld geslagen: "Wel, hoe lang is men hier dan al heiden? Naar ons beste weten was men toch nog pas kortgeleden Jood!"
[19] MARCUS zegt,: "Marcus was nooit een Jood, maar een geboren Romein, die Mars zo'n dertig jaar met zwaard, helm en schild heeft gediend. Maar deze Marcus werd gedurende een proeftijd van drie jaar een onbesneden Jood. Hij is echter weer volledig Romein geworden en zal ook als zodanig sterven! Hij zag namelijk, behalve de verheven Godsleer van de Joden, maar al te gauw wat voor eerloze, heimelijk hun God en hun leer met de voeten tredende, en de arme mensheid bij iedere gelegenheid bedriegende, slechte en gewetenloze huichelaars de priesters van deze verheven godsdienst zijn. Hij zag ook dat zij hun God uiterlijk wel dienen voor het blinde volk, maar dat ze hun harten begraven hebben in de diepste diepte der hel en daardoor ook in staat zijn om gewetenloos een schandelijke handel te drijven met het bloed van onschuldige Samaritaanse kinderen! Neem nu je buit maar mee en ga daarmee naar huis! Ik geef hem jullie alleen maar omdat ik kort geleden nog drie jaar lang een onbesneden Jood was!"
[20] De FARIZEEËN zeggen: "Maar Marcus, hoe komt het dat je nu op eens zo'n verstandig mens bent geworden? We kennen je toch al zolang als een heel dom mens! In ons bijzijn wist je vaak nauwelijks of je een man of een vrouw was, hoe ben je dan nu opeens aan zoveel verstand gekomen?"
[21] MARCUS antwoordt: "Dat was een heel sluw Romeins masker om vermomd als oerdomme kerel zonder moeite achter al jullie kwade listen, streken en schanddaden te komen! Maar ik sta er toch voor in dat ik Mozes en alle profeten beter begrijp dan jullie, -hoewel ik daadwerkelijk een Romein, maar in mijn hart reeds lang een echte Jood ben!"
[22] De FARIZEEËN zeggen: "Zonder de besnijdenis kan niemand Jood zijn en God naderen!"
[23] MARCUS zegt: "Ik heb ook nooit geprobeerd om op jullie manier tot God te naderen, maar, alleen in het hart volgens de leer van de profeet Jesaja en dat is voor mij voldoende. Als ik door God verdoemd zou worden omdat ik mij niet heb laten besnijden, dan zal dat jullie weinig raken. Maar ik denk: God is wijzer dan alle mensen en oneindig wijzer en. beter en rechtvaardiger dan jullie, en hij kijkt alleen maar naar een zuiver besneden hart en niet naar de besnijdenis van de voorhuid, die alleen maar een aards doel kan hebben, maar geestelijk in de aard der zaak dom is, Omdat ik in mijn hart een Jood ben geef ik jullie toch de tiende, maar ik geef hem vrijwillig en jullie hebben geen schijntje recht om een tiende van mij, als Romeins burger, te eisen. Ga nu maar, anders neem ik de vissen terug en laat jullie met niets naar huis gaan! -Begrijpen jullie mij goed?"
[24] Na deze krachtige toespraak van onze Marcus zeggen de Farizeeën geen woord meer en gaan met de vissen naar huis.
«« 181 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.