[2] Na deze uitnodiging kwam JUDAS Iskariot te voorschijn en zei: "Vrijwel met alles ben ik het oneens, hoewel ik overigens de wijsheid van dit meisje zeer bewonder, want het spreekt als een heel goed geschreven boek." - Toen zweeg hij.
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
[4] Deze krachtige woorden van Josoë maakten veel indruk op Judas en hij trok zich meteen terug en ging heel bedeesd op zijn bank zitten; want voor de aangenomen zoon van de hoge Cyrenius was hij erg bang geworden, en hij zat heel stil op zijn plaats.
[5] Maar JOSOË zei verder: "Is dat niet een van de eerste leerlingen? Dat gezicht komt mij bekend voor, ik heb hem in Nazareth gezien! Ja, ja, hij is het! Hij is dezelfde, die in Nazareth ook al, als ik me niet vergis, steeds overhoop lag met een zekere leerling Thomas!"
[6] JARAH zegt: "Laat dat, edele Josoë! Kijk, als die leerling net zo'n groot bevattingsvermogen zou hebben als jij en, de Heer alleen zij alle lof, ook ik, dan zou hij zwijgen, net als de andere broeders en vrienden, en in zijn hart diep daarover nadenken. Maar omdat hij beslist een erg hard hart heeft, begrijpt hij iedere hoger of dieper liggende waarheid heel moeilijk! En als hij iets toch aanneemt, kan hij het meestal niet bewaren, omdat hij in zijn ineengeschrompelde hart nooit helemaal plaats heeft voor iets groots en verhevens! Laat die mens daarom met rust en bekommer je niet over hem!"
[7] JOSOË zegt: "Je hebt weer helemaal gelijk! Maar weet je, zo'n kleine terechtwijzing schaadt hem heus niet, want ik weet dat deze persoon erg vaak voor zijn beurt spreekt. Hij zou altijd wel haantje de voorste willen zijn, en allen zouden bij hem te rade moeten gaan. Dat gebeurt natuurlijk nooit, omdat de anderen veel wijzer zijn en meer begrip hebben dan hij, en dat ergert hem heimelijk. Daarom is hij ook steeds wat bekrompen wraakzuchtig, maar dat helpt hem niet, want hij wordt vooral, net als nu, op een onzachtzinnige manier terechtgewezen door leerling Thomas, die een echt wijs man is!"
[8] JARAH zegt: " Ja, ja, dat heb je goed gezien, want ik herinner mij nu ook zo'n twistgesprekje in Genezareth! De Heer weet zeker beter dan wij, waarom Hij deze leerling in Zijn gezelschap duldt; ik zou hem allang weggestuurd hebben! Die mens heeft voor mij iets heel speciaal afstotends, en ik zou er alles onder willen verwedden, dat door hem nog eens het hele gezelschap in zeer grote moeilijkheden komt. Ik vertrouw namelijk nooit die mensen, die iemand waarmee ze spreken niet in de ogen kunnen kijken! Het lijkt alsof ze steeds bang zijn dat hun onzekere oog hun boze hart zou kunnen verraden. En juist deze leerling heeft deze kwalijke eigenschap, die mij helemaal zo tegenstaat! Wel, ondanks dat duldt de Heer hem toch en Hij moet daarvoor zeker een zeer wijze reden hebben!"
[9] IK zeg tegen Jarah: "Dochter van Mij! Kijk, zelf heb je zoëven in je toespraak werkelijk buitengewoon goed de reden aangegeven, die aan iedereen zonneklaar duidelijk maakt waarom door Mij naast het koren ook het onkruid wordt geduld. En weet je, hij is ook zo'n onkruidplant op Mijn goede akker. Als de goede tarwe echter in Mijn schuren verzameld wordt, zal hij als onkruid op het veld blijven staan en verbrand worden om de zware grond te mesten en luchtiger te maken!
[10] De bodem moet welluchtig zijn, wil de edele vrucht daarop goed gedijen, -maar, weet je, al te los mag hij ook niet zijn, want in een te losse bodem kunnen de wortels geen vaste grond vinden. Komt dan de hitte en komen daarna zoals gewoonlijk grote stormen, dan verdrogen de wortels tesamen met de vruchtstengel heel gemakkelijk. En als er dan weer storm komt, worden zulke vruchtstengels moeiteloos ontworteld, verdorren dan op het veld en geven geen vrucht! Daarom is er voor het kweken van kinderen van God altijd meer een zware dan een losse bodem nodig; en omdat dat zo is, moet men het zich laten welgevallen als ergens naast de tarwe ook onkruid uit de zware bodem opkomt! Want het wordt niet als oogst binnengehaald, maar het blijft achter voor het bemesten van de bodem, opdat het volgende gezaaide een nog rijker oogst zal opbrengen dan tot nog toe het geval was. -Heb je Mij begrepen?"
«« 204 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.