Schepper en schepsel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 40 / 244 »»
[1] PETRUS EN NATHANAËL vragen: "Maar Heer, wij hebben geen vistuig bij ons, hoe moet dat dan? Zullen we vast vooruitgaan en bij de vissers aan het meer vistuig lenen?"
[2] IK zeg: "Dat is niet nodig, maar wat je wel nodig hebt, dat is je geheugen, dat ieder ogenblik schijnt te vergeten, dat Ik de Heer ben aan Wie niets onmogelijk is! Blijf daarom bij het gezelschap en geef tijdens het vissen uitleg aan de oude Josa en zijn familie, over de kracht en de macht van God, die ook in de mens is!" - Na deze woorden van Mij trekken beiden zich terug en denken erover na hoe ze zo blind konden zijn, om met zo'n wereldse vraag bij Mij aan te komen. Zelfs Josa zegt tegen hen, dat hij nauwelijks kon begrijpen, hoe ze dat aan Mij hebben kunnen vragen!
[3] NATHANAËL zegt: "Vriend, wij zijn net als jij nog mensen, en als zodanig nog te veel aan de wereldse verhoudingen gewend, om te voorkomen dat we zo nu en dan nog zoiets oerdoms doen; maar in het vervolg zullen we er heel speciaal op letten! Van onze jeugd af aan waren we immers vissers en als wij iets over vissen horen, vallen we gemakkelijk weer wat in onze oude beslommeringen terug, en vergeten daarbij het geestelijke. Maar nu is het weer in orde."
[4] Ook Sarah komt bij Mij en vraagt Mij of ze mee zou mogen.
[5] IK zeg: "Vanzelfsprekend; Ik organiseer dit juist voor jou! Jij bent toch nog steeds Mijn beminde! Waarom kwam je dan vandaag bij het morgenmaal niet naast Mij zitten?"
[6] SARAH zegt, terwijl haar stem van liefde erg trilt: "Heer, ik dorst het niet; denk U eens in, - de drie hoogste Romeinse bestuurders in Uw gezelschap, en dan ik als arm meisje! Waar zou ik de moed vandaan hebben moeten halen?"
[7] IK zeg: "Mijn liefje toch, Ik heb maar al te goed aan je gemerkt dat je veelliever bij Mij dan waar ook zou zijn geweest! Oh, Mij ontgaat niets van wat er zich afspeelt in iemands hart, en daarom houd Ik ook zo bijzonder veel van je!
[8] Maar zeg Mij nu eens, allerliefste Sarah, hoe die twee jongemannen je bevallen? Zou je de ene of de andere niet liever willen hebben dan Mij? Want kijk eens, Ik ben uiterlijk toch niet zo mooi als die twee!"
[9] SARAH zegt: "Maar Heer, U die eeuwig mijn enige liefde bent, hoe kunt U nu zo iets vragen? Ik zou nog geen hele hemel vol met duizendmaal mooiere engelen willen hebben voor één haar van Uw hoofd, Iaat staan dan een van hen in plaats van U als geheel, die vol van liefde in mijn hart woont. Ook al zijn ze mooi, dan vraag ik toch: Wie gaf hen die schoonheid? Dat deed U! Maar hoe zou U hen die schoonheid hebben kunnen geven, als die niet eerst in U geweest zou zijn!?
[10] Ik zeg U: U bent voor mij alles in alles, en ik verlaat U nooit, ook al zou u mij daarvoor alle hemelen vol met de heerlijkste engelen geven!"
[11] IK zeg: "Zo is het goed, zo heb Ik het het liefst! Wie Mij liefheeft, moet Mij geheel en boven alles liefhebben, als hij wil dat Ik hem ook boven alles lief heb. Kijk, de beide engelen zijn zeker buitengewoon mooi; maar jij bent Mij nu ook liever dan talloze scharen van de zuiverste engelen, en blijf daarom nu maar onverbrekelijk bij Mij! Ik zeg je: Jij bent uit velen een echte bruid van Mij! -Begrijp je dat?"
[12] SARAH zegt: "Heer dat begrijp ik echt niet! Hoe kan ik nu Uw bruid zijn? Kan Ik voor U dan hetzelfde worden, wat mijn moeder voor mijn vader is? U bent de Heer van hemel en aarde, en ik ben slechts een van Uw schepselen; hoe zou de laagste zich met de allerhoogste kunnen verbinden?"
[13] IK zeg: "Wel, dat gaat heel goed, en wel eenvoudig daarom, omdat het door jou gedachte laagste ook voortgekomen is uit het allerhoogste -en dus ook bij het allerhoogste hoort.
[14] Ik ben een levensboom, en jij bent zijn vrucht. De vrucht lijkt uiterlijk kleiner en onstandvastiger dan de boom; maar in haar midden rust een door de vrucht gevoed en gerijpt zaad, en in het zaad liggen weer bomen van dezelfde soort, in staat om zelf dezelfde vruchten te dragen met ook weer levende zaden, terwijl zij zelf uit één zo'n zaadje voortgekomen zijn.
[15] Daaruit kun je dan ook heel eenvoudig concluderen dat het verschil tussen Schepper en schepsel in een bepaald opzicht niet zo bijzonder groot is als jij het je voorstelt; want het schepsel is geheel en al de wil van de Schepper, die beslist volkomen goed en waardig is. Als deze vrije wil, die van de Schepper is uitgegaan en Zijn beeld draagt, zelf in zijn vrije persoonlijke bestaan onderkent wat hij eigenlijk is, en daarnaar handelt, is hij aan zijn Schepper gelijk en in het klein volkomen gelijk aan wat de Schepper in het oneindig grote is. Onderkent de door de Schepper vrij gelaten deelwil echter niet wat hij is, dan houdt hij weliswaar niet op datgene te zijn wat hij is, maar hij kan de hoogste bestemming niet eerder bereiken, dan wanneer hij bij zichzelf ontdekt heeft wat hij eigenlijk is.
[16] Om voor zulke vrij gelaten wilsdeeltjes, die 'mensen' heten, het zichzelf herkennen te vergemakkelijken, heeft de Schepper door alle tijden heen openbaringen, wetten en leringen vanuit de hemelen aan de mensen gegeven, en is nu zelfs lichamelijk Zelf naar de aarde gekomen, om de mensen te helpen bij het werk der zelfherkenning, en hen voor de toekomst meer licht te geven, opdat het hen minder moeite zou kosten dan tot nog toe.
[17] Nu zul je wel begrijpen hoe Schepper en schepsel zich tot elkaar verhouden, en tevens ook met weinig moeite begrijpen hoe jij, omdat je geheel Mijns gelijke bent, heel goed Mijn bruid en Mijn vrouw kunt zijn, voor eeuwig verbonden door je grote liefde tot Mij! - Begrijp je nu wat Ik je heb uitgelegd?"
«« 40 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.