Verslag van Roban en Kisjonah.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 56 / 244 »»
[1] Na zonsondergang arriveert Roban, begeleid door Kisjonah uit Kis, bij Mijn huis en groet van verre al iedereen die hij tegenkomt. Kisjonah snelt met open armen naar Mij toe, begroet met tranen in de ogen Mij als eerste heel hartelijk en begroet dan na een poosje pas zijn dochter , die allang zijn hand vast hield en deze met kussen overdekte. Aldus begroet hij ook zijn schoonzoon Cornelius, en pas als hij verneemt dat de naast Mij zittende luisterrijke Romein opperstadhouder Cyrenius is, vraagt hij hem om vergeving dat hij hem over het hoofd gezien heeft!
[2] Maar CYRENIUS grijpt ontroerd Kisjonah's hand, drukt die aan zijn borst en zegt luid: " Jij moet niet mij, maar ik moet jou om vergeving vragen dat ik je niet eerder begroet heb; maar mijn verontschuldiging is, dat ik je niet persoonlijk kende! Want behalve aan de Heer Jezus, die natuurlijk alleen alle lof en alle eer toekomt, ben ik ook jou, trouwe rechtschapen man, nooit eindigende dank verschuldigd, want onder alle mensen van die streek heb jij beslist het meeste er toe bijgedragen dat ik uit een moeilijke situatie gered werd, die mij anders zeker het leven zou hebben gekost! Het doet me werkelijk. heel veel genoegen om jou, mijn zeer gewaardeerde vriend, nu persoonlijk te leren kennen.
[3] Kisjonah is nu weer helemaal gelukkig en vertelt ons veel over wat hij in de tussentijd heeft beleefd, en vertelt ons daarna ook hoe hij met de rechtschapen oude Roban, Sichar bezocht heeft en daar met Jonaël, Jaïruth en heel veel met Archiël gesproken heeft, die nu heel gewoon als mens leefde en werkte, zodat een vreemde er in de verste verte niet aan zou denken dat hij een puur geestelijk wezen was.
[4] Zo had hij ook dokter Joram en zijn wondervolle heerlijke huis benevens zijn lieve vrouw bezocht en van beiden buitengewone wonderlijke dingen gehoord. Roban was bij alles geheeloor en oog geweest en had zich Over alles grenzeloos verwonderd. Op de momenten dat hij heel diep onder de indruk was, had hij steeds bij zichzelf gezegd: "Ja, ja, bloed en leven voor de goddelijke meester uit Nazareth! Want Hij kan geen mens, maar Hij moet God Zelf zijn, anders zou Hij zulke dingen niet kunnen doen!"
[5] Terwijl Kisjonah dit nog aan het vertellen is, komt ROBAN naar Mij toe en zegt alleen maar: "Heer, ik ben de uwe, en geen macht behalve Uw wil alleen kan mij van U scheiden!"
[6] IK zeg: "Ik heb vooruit wel geweten dat jij een van de Mijnen zou worden; maar je weet nog niet dat nu ook al je broeders en ambtgenoten tot de Mijnen behoren, zonder daarom op te houden voor de wereld datgene te zijn, wat ze eerder waren. Op dezelfde wijze zul ook jij voorlopig blijven wat je was, en wel net zo lang tot de nieuwe schooloverste, die overmorgen het ambt van Jaïrus zal overnemen, wat ingewerkt is.
[7] Maar je broeders zullen je alles wel uitleggen wat je moet doen en zeggen, en hoe je je moet gedragen tegenover de nieuwe overste. Hij zal in het begin weliswaar als een nieuwe bezem gaan vegen, maar binnen een half jaar zullen jullie voor wat geld alles met hem kunnen doen, want hij gelooft niet aan de tempel, maar voorlopig alleen aan het geld, later zal hij wel in staat zijn om in iets beters te geloven. - Ga nu echter naar je broeders en vertel hen alles wat je gezien en gehoord hebt!"
[8] Na Mijn woorden neemt ROBAN afscheid van Kisjonah, hem dankend voor al het goede dat hij hem bewezen heeft en zegt dan: "Ik geloof niet dat er op de wereld nog veel Kisjonah's te vinden zullen zijn! Daarom ben jij de enige die mijn hart geraakt en gevonden heeft! De Heer zegene je voor alles wat je aan goeds aan mij en duizend anderen bewezen hebt!" - Na deze woorden buigt hij diep voor ons en gaat vlug naar zijn broeders, die vandaag nog in de synagoge bijeen zijn - echter zonder de slapenden, die kort na ons vertrek uit de synagoge verwijderd werden. Hij wordt verrassend vriendelijk ontvangen, en zij vertellen elkaar vrolijk en opgewekt onder veel verbaasde uitroepen alles wat zij beleefd, gehoord en gezien hebben.
[9] Wij zijn echter ook goed gehumeurd, want Kisjonah kwam niet met lege handen, maar vergezeld van een aantal vol beladen lastdieren met hun begeleiders, en bracht wijn, meel, kaas, brood, honing en een grote hoeveelheid uitgelezen gerookte vissen mee, zodat moeder Maria nauwelijks plaats had om al het meegebrachte op te bergen.
[10] Daarom werd aan een buurman gevraagd het overschot zorgzaam in zijn grote provisiekamer op te slaan, wat hij ook deed, hoewel dat niet zozeer uit vriendelijkheid was. Hij was altijd al een hebzuchtige vrek. Maar omdat Kisjonah hem nu een paar goudstukken voor zijn moeite en behulpzaamheid beloofde en gaf, werd hij meteen goed gestemd en buitengewoon gedienstig. Bij het dragen van de zakken stootte hij echter, omdat het al behoorlijk schemerig was geworden, een keer hard tegen leerling JOHANNES. Die zei tegen hem: "Vriend, wees wat voorzichtiger in je betaalde ijver, anders veroorzaak je voor jezelf en anderen schade! Het zou goed voor je zijn als je voor het Godsrijk, dat zo dichtbij je is gekomen, zo ijverig zou zijn als voor die twee ellendige goudstukken, en daarbij zou je je aan niemand stoten! O die grote blindheid, die het allerhoogste nooit kan en wil herkennen!"
[11] Maar de buurman liet zich niet afleiden, deed zijn afgesproken werk en bekommerde zich verder om niets.
[12] Toen vroeg JOHANNES: "Heer, hoe is het mogelijk, dat een mens zoveel stompzinnigheid in zijn lichaam en ziel kan hebben?"
[13] IK zeg: "Laat hem gaan! Van dat soort zijn er nu vele duizenden in het Joodse land, zij zijn botter en eigenzinniger dan een ezel! Daarom krijgen zij ook slechts het loon van een ezel!"
[14] Dit veroorzaakte enig gelach bij het gezelschap, hetgeen nog aangewakkerd werd door Philopold met zijn rake opmerkingen, waarmee hij aantoonde dat een mens meestal alles beter ziet dan nu juist datgene waar hij met zijn neus bovenop zit! En iedereen bewonderde zijn buitengewone welsprekendheid.
[15] Maar na dit voorval stonden wij van de tafel op en begaven ons weldra ter ruste.
«« 56 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.