[2] En CHIWAR zei: "Heer, er was een gevaarlijk zieke en die moest ik helpen. En zie, hij is genezen en kan nu, omdat hij een reiziger is, zijn weg getroost voortzetten!"
[3] De OVERSTE vraagt: "Waarheen reist hij, wanneer vertrekt hij en waar is hij vandaan gekomen? Kan ik hem nog zien en spreken?"
[4] CHIWAR zegt: "Hij is een Jood, kwam uit de bergen en is nu al naar het dal afgereisd, je kunt hem niet meer zien of spreken - tenzij hij weer terugkomt! Maar wanneer dat is? Dat kon nog wel eens heel lang duren!"
[5] De OVERSTE zegt: "Met zo'n kruiperig antwoord ben ik niet tevreden! Waar is dat onderdak, dan ga ik er zelf heen om eens goed navraag te doen naar de door jou genezen naar het dal vertrokken reiziger. Want zo'n wonderbare genezing door een Farizeeër is een belangrijke zaak en moet door zo veel mogelijk getuigen bevestigd worden, omdat men het anders niet gelooft en er dus geen waarde aan hecht!"
[6] CHIWAR zegt: " Als je meer wilt weten dan ik weet, wend je dan tot diegenen, die meer weten dan ik. Wat ik wist heb ik je heel nauwgezet verteld. Hoe zou ik je meer kunnen vertellen dan ik zelfweet? Het onderdak was buiten de stad in het huis van Jozef de timmerman. Als je er echter meer van wilt weten, ga daar dan heen! Vergeet echter niet om je rug met iets te beschermen, want aan klappen zal daar zeker geen gebrek zijn! Geloof je soms dat de mensen zo bijzonder veel respect hebben voor mensen zoals wij? Ik zeg je: Niet in het minst! Bij de geringste onbezonnenheid kan men zijn klappen uitgemeten krijgen, en geen God haalt ze dan nog bij je weg! Zoals gezegd, je hoeft het maar één keer te proberen en dan kun je al uit ervaring spreken!"
[7] De OVERSTE zegt: "Uit zo'n zelfverzekerd verhaal kan ik maar al te goed opmaken, dat jullie met alle burgers van Nazareth tegen mij samenzweren. Maar dat geeft niets, voor deze bijl zullen we nog wel een steel vinden! Nu weet ik wel zo ongeveer waar ik hier aan toe ben! Ik hoop echter, dat het me in korte tijd gelukken zal om dit complot helemaal te ontmaskeren; maar dan ziet het er voor jullie en de hele stad slecht uit! - Hoe kom ik bij het huis van de timmerman?"
[8] CHIWAR zegt: "Kijk maar uit dit raam! Daar ongeveer tweeduizend passen hiervandaan zie je duidelijk de woning van de timmerman met de weg erheen. Ga maar en overtuig je overal van - de slagen niet te vergeten!"
[9] De OVERSTE zegt: "Maar jullie begeleiden me en dienen mij als lijfwacht!"
[10] ALLEN zeggen: " Als we gek zouden zijn! Dat zullen we wel laten! Wie een pak slaag wil hebben, die moet zelf maar gaan!"
[11] De OVERSTE zegt: "Nou dan ga ik in Jehova's naam zelf maar, en dan zullen we nog wel eens zien of iemand mij, een gezalfde van God, zal aanraken, want er staat geschreven: 'Maar aan de gezalfde zal niemand zich vergrijpen; wee degene, die met zijn hand aan het hoofd van een gezalfde komt!"
[12] CHIWAR zegt: " Ja, ja, wat jij weet, weten wij allang! Maar gezalfden zoals wij, waarvan de zalving alleen maar ellendige begoocheling is, zijn niets meer waard voor God, en Hij zal onze pseudo-gezalfde hoofden niet beschermen als ze heel rechtvaardig aan de vuisten van onze vijanden blootgesteld zullen zijn! Want zoals ik al een tijd geleden gezegd heb, weet het volk maar al te goed wat er achter ons en achter de tempel schuilt. "
[13] De OVERSTE zegt: "Om het even, ik ga daarheen! Maar wee jullie allen, als de zaak anders ligt dan jij, Chiwar, mij gezegd hebt toen ik je vroeg waar je geweest was!"
[14] CHIWAR zegt: "Dat wat je weten wilt, zul je bezwaarlijk te weten komen, maar wel iets anders -en dat zal je hoogstens behoorlijk pijn bezorgen, terwijl wij helemaal geen pijn zullen voelen!"
[15] Na deze woorden gaat de overste vlug naar buiten.
[16] Maar als hij op straat loopt, roepen de jongens en de meisjes: "Dat is de nieuwe slechte overste, die ons allemaal in het verderf wil storten! Weg met hem!" - Van alle kanten loopt jong en oud met knuppels en stenen op hem toe en een paar stenen raken hem ook al op zijn lichaam en bezorgen hem blauwe plekken.
[17] De overste, die maar al te gauw merkt dat de Nazareeërs niet met zich laten spotten, keert ijlings naar de synagoge terug en sluit haastig de deuren achter zich, waarop een hele lading nagegooide stenen enige indrukken achterlaten, die maar al te duidelijk aangeven hoe de Nazareeërs over de nieuwe overste denken.
[18] Als de OVERSTE weer bij de Farizeeën komt, zegt hij woedend: 'Dat is jullie werk, en ik zal mij daarvoor op jullie weten te wreken!"
[19] CHIWAR zegt dan erg geïrriteerd: "Wat zeg je nu, ellendige dwaas! Hoe kan dat ons werk zijn, als wij je allemaal gewaarschuwd hebben om niet naar buiten te gaan? Pas als wij je bij het volk zullen aanbevelen, kun je met het volk spreken en onderhandelen, zolang wij je echter niet aanbevelen, zul je steeds mishandeld worden zo .vaak. je het waagt alleen in de stad op straat te lopen! Want het volk vindt je alleen al daarom al slecht, omdat je je functie gekocht hebt! Maar nu je echter ons en ook het gehele volk direkt al wilt tiranniseren om daarmee door een schrikbewind orde op zaken te stellen, haat iedereen je als de hel, en ik zeg je dat je nu het best maar je baan aan een waardiger persoon kunt verkopen, want voor je toekomst geef ik geen stater!
[20] Je zou al heel grondig moeten veranderen, wil je bij ons een goed bestaan op kunnen bouwen! Maar dat schijnt volstrekt onmogelijk voor je te zijn. Want uiterlijk een vriendelijk gezicht zetten, maar innerlijk in het hart een verscheurende wolf zijn, dat gaat bij ons beslist niet, omdat wij allen merkwaardig genoeg zoveel profetische geest bezitten, dat we je precies kunnen zeggen wat jij in jouw door en door slechte hart denkt!
[21] Ja, als je je hart geheel en al zou omvormen en het door de zuivere goddelijke wijsheid en waarheid helemaal zou laten doorgloeien, zullen wij je bij het volk aanbevelen, en dan zul je hier een goed bestaan hebben. Maar jouw hogepriester, jouw Pilatus en zelfs jouw Herodes, zullen je hier van geen enkel nut zijn!"
[22] De OVERSTE zegt: "Hoe kun jij weten, dat ik nu echt aan deze drie helpers heb gedacht?"
[23] CHIWAR zegt: Omdat ik ook een wat profetische geest heb, waarmee ik je heel precies doorzie, en waardoor je je voor ons onmogelijk kunt verbergen, -net zo min in Kapérnaum als hier, en zou je duizend dagreizen hiervandaan zijn, dan zouden wij je ook op die afstand doorzien! Daarom zul je moeilijk iets tegen ons kunnen ondernemen zonder dat wij al niet vooraf de geschikte en doeltreffende tegenmaatregelen zouden genomen hebben! Ben je zo over ons tevreden?
[24] Weet je, wij zijn nog priesters van de oude, echte stempel! De geest van Jehova is nog in ons, ook al heeft hij allang de tempel in Jeruzalem geheel en al verlaten. Als je dus met ons wilt leven, dan moet je ook een echte priester zijn, want als schijnpriester zul je het nooit bij ons uithouden en doe je er beter aan je plaats aan een waardiger persoon te verkopen, zoals ik je al eerder gezegd heb!"
[25] De OVERSTE zegt: "O jullie vervloekte hoerenknechten in de tempel van Jeruzalem! Mijn mooie goud en zilver was jullie aangenaam, - maar jullie waren er niet op bedacht, dat ik daarvoor een waar wespennest kreeg in plaats van een belangrijke en rendabele plaats! Wacht maar, spoedig zal duidelijk worden dat Korah niet voor niets zijn goud en zilver in jullie muil heeft gestoken!" - Na een poosje wendt hij zich weer tot Chiwar en vraagt hem: "Wat moet ik dan doen om jullie vriendschap en de vriendschap van het volk te verkrijgen?"
[26] CHIWAR zegt: "Zowel ik als Roban hebben je dat al gezegd, en hier op de tafel ligt de Schrift; die toont je precies de wil van Jehova. Handel daarnaar en niet naar de doemwaardige mensenregels van de tempel, dan zul je het bij ons heel goed hebben! Je moet je het welgevallen van God bevechten, dan zul je ook al het andere van zelf krijgen!"
[27] KORAH zegt: " Ja, dat zal ik van nu af aan doen zoveel als mij maar mogelijk is. Maar jullie zullen het toch niet vervelend vinden als ik op z'n minst voor een jaar mijn standplaats hierheen naar Nazareth verplaats? Want hier bij jullie kan ik echt iets leren, terwijl er in Kapérnaum -en zeker ook in Chorazin, net als in de andere kleine steden aan de Galilese zee -alleen maar ellendige hielenlikkers te vinden zijn!"
[28] ALLEN zeggen: "Daar zul je heel goed aan doen, en ons allen zal het veel genoegen doen om jou als onze overste te kunnen dienen! Want hier wordt geen bedrog meer gepleegd, geen tempelmest verkocht en niet meer op ossen, koeien, kalveren en schapen in het bedehuis afgedongen, maar ons kleine bedehuis is nog dat wat het moet zijn, en in de synagoge zijn geen wisselaars!
[29] In ons kleine bedehuis brandt weliswaar geen vlam boven de een of andere ark, maar deze brandt daarvoor des te meer en waarachtiger levend in onze harten, en dat is God welgevalliger dan alle tempeldienst in Jeruzalem, waarachter geen glimp van waarheid meer gloeit. Aan de tempel wordt vervuld wat God door de mond van de profeet Jesaja gesproken heeft, toen hij zei: 'Zie, dit volk eert Mij met de lippen, maar zijn hart is verre van Mij!' Het bedrog van Jeruzalem is toch duidelijk zichtbaar! Versieren de priesters niet ieder jaar de vaak onechte graven van de profeten, terwijl deze door hun vaderen zijn gestenigd? En handelen de nu levenden soms anders? 0 nee, zij treden precies in de voetsporen van hun voorvaderen! Zacharias hebben zij tussen het offeraltaar en het allerheiligste gedood, en Herodes heeft Johannes het hoofd van het lichaam laten slaan! Zeg eens, wat voor dienaren van God zijn dat wel? Wij zeggen het je op de man af: Het zijn dienaren van de satan, maar in der eeuwigheid geen dienaren van God! Gelukkig hebben wij hen in onze macht, en dat weten ze goed, daarom laten ze ons mooi met rust!
[30] Wanneer ze echter toch een van ons heel vriendelijk uitnodigen voor een feest in Jeruzalem, dan zijn wij altijd zo brutaal om de uitnodiging voor geen geld ter wereld aan te nemen, en liever hier op de natuurlijke dood te wachten, dan misschien eervol een onnatuurlijke in de om de tempel gelegen geheime kamers! Geloof ons, zo verstandig als de heren in de tempel, zijn wij ook, en wij proeven het gebradene al veel eerder dan dat zij het boven het vuur zetten! Houd jij je daarom maar aan ons vast, dan zal het je zeker aan niets ontbreken!"
[31] KORAH zegt: "Nu weet ik helemaal wat ik aan jullie heb, en daar ben ik erg blij om, maar de tempel kan blij zijn over de veelvoudige vriendelijkheden die wij haar op de goede momenten bewijzen zullen!"
[32] CHIWAR zegt: "Weet je, opzettelijk kwaad zullen wij haar niet doen, maar als zij ons aan zou vallen, dan is het uit! Want daarvoor mankeert het ons echt niet aan materiaal!"
[33] Na deze woorden van Chiwar komt de kok en nodigt allen uit voor de middagmaaltijd.
«« 86 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.