De sfeer van de vijfde geest. Het grootste wonder, het hart van de mens

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 10 / 101 »»
[1] Kennen jullie niet deze vijfde geest, die al voor ons staat? Kijk maar hoe hij jullie vriendelijk toelacht en uitnodigt om in zijn sfeer te komen. Ga dus maar en bekijk zijn rijkdom. Ook deze geest zal in zijn eigen sfeer voor jullie herkenbaar en zichtbaar blijven en hij zal jullie wat rondleiden in het gebied van de schatten van zijn innerlijk leven. Begeef je dus maar in zijn sfeer.
[2] Jullie zijn nu in zijn sfeer, slaan alweer de handen in elkaar van verbazing en rijn bijna buiten linnen door de wonderbaarlijke, verheven grootsheid van hetgeen jullie nu vluchtig zien. Volg nu maar gerust deze vriendelijke broedergeest dan zullen jullie aan zijn zijde onverwachte dingen ervaren. Evenals de vorige zal ook hij jullie tolk zijn in Mijn Naam; luister dus naar wat jullie gids zegt:
[3] O lieve broeders en vrienden, wat een zaligheid en een vreugde voor mij, dat ik jullie hier terugzie! Jullie kennen mij immers; volg me daarom maar in mijn zalige sfeer. Ik wil jullie laten zien welke schatten voortkomen uit de liefde voor de Heer. Kijk, lieve broeders, en vooral jij, mijn geliefde Anselm, daarginds op dat heerlijke gebergte voor ons, daar pas zullen jullie de schatten van mijn zaligheid zien!
[4] We hebben de top van het gebergte bereikt. Kijk nu naar de eindeloze verte. Zo ver jullie geestesoog maar kan reiken, ja zo ver jullie stoutmoedigste en snelste gedachten zich kunnen verplaatsen, dat alles is mij als een groot vorstendom gegeven.
[5] Jullie vragen mij nu en zeggen: maar lieve zalige broeder, ben jij dan ook de eigenaar van al deze talloze, prachtige paleizen, die als opgaande zonnen op de ronde berg stralend staan te prijken en ook de eigenaar van al de ontelbare myriaden zalige geesten die we overal vriendelijk met elkaar zien omgaan? Behoren al die talloos vele prachtige tuinen met hun glanzende zuilentorens, die onze verbaasde ogen verblinden met hun sterke licht, jou toe?
[6] Hoe zit het dan met gindse verre werelden, die we als opgaande zonnen zien? Het heldere firmament met zijn ontelbare, prachtige sterren, is dat ook van jou? En deze heerlijke zon boven ons, wier stralen zo mild en zacht de hele oneindigheid lijken te vullen, hoe staat het met haar? Reken je haar ook tot jouw eigendom?
[7] Ja, lieve broeders, ik zeg jullie: niet alleen dit wat jullie zien, maar nog oneindig veel meer dat jullie niet kunnen zien, is eigendom van mijn liefde! Lieve broeders, jullie verwonderen je en zeggen: maar lieve zalige broeder, jouw verklaring klinkt bijna alsof zelfzucht en eigenliefde bij jou zouden zijn binnengeslopen, want je zegt: dit alles en nog oneindig veel meer is eigendom van mijn liefde. Maar de liefde is toch jouw eigen ik en dus ook jouw eigenlijke leven. Weet je dan niet dat alles slechts eigendom van de Heer is? Hoe kun je dan nog zeggen dat dit allemaal eigendom van jouw liefde is?
[8] Ja, lieve broeders, jullie woorden zijn mij aangenaam en jullie bedenking is weliswaar gegrond, maar hier niet juist geplaatst. Want als jullie oordelen van buiten naar binnen, dan heeft je oordeel wel een goede reden, maar hier moet ieder oordeel altijd raak zijn en alleen maar van binnen naar buiten gaan. Kijk, daarom is jullie oordeel niet terecht. Wint als ik zeg: dit alles en nog oneindig veel meer is het eigendom van mijn liefde, dan moeten jullie daarbij van binnenuit bedenken dat mijn liefde de Heer zelf is en ik geen andere liefde heb en dus geen ander leven dan enkel dat van de Heer!
[9] Opdat jullie, broeders en vrienden, werkelijk terdege mogen inzien dat jullie oordeel over mij een uiterlijk oordeel was, zeg ik jullie voor alle duidelijkheid nog dat, als jullie zeggen: `Dit alles is het eigendom van de Heer', jullie daardoor slechts de uiterlijke bekentenis afleggen, dat jullie dit allemaal alleen aan de Heer toekennen; maar door zo'n toekenning is de Heer net als de bekentenis nog buiten jullie. Wanneer jullie echter zeggen: `Dit alles is het eigendom van mijn liefde', dan delen jullie daardoor uit jezelf mee dat de Heer voor jullie alles is en dat Hij met Zijn liefde en genade als het eeuwige leven in jullie woont. Wanneer jullie in de liefde van je hart tot de Heer zeggen: `Dit alles is het eigendom van mijn liefde', dan zeggen jullie daarmee hetzelfde als eens mijn lieve goede vriend, de oude apostel Paulus gezegd heeft toen hij nog in het vlees op aarde leefde: `Nu leef niet meer ik, maar Christus leeft in mij!' Dit zeg ik jullie alleen opdat jullie daaruit mogen weten op welke manier wij hier spreken, want op aarde bestaat slechts een uiterlijk spreken, wat dan van buitenaf in het inwendige moet doordringen. Daarom is het ook een onzeker en zelden doeltreffend spreken als het niet zo is gevormd als het woord van de Heer, waardoor de mens van alle kanten wordt gegrepen en dat hem zo geheel doordringt. Ons spreken echter is een inwendig spreken en heeft niets uiterlijks, daarom is het ook altijd doeltreffend.
[10] Kom nu met me mee op die heuvel daar voor ons, waar jullie een prachtig paleis zien. Kijk, we hebben het woord nauwelijks uitgesproken of we zijn al waar we willen zijn. Jullie zeggen nu: dit paleis is prachtig en groots, maar de tempel die we in de sfeer van onze vorige broeder hebben gezien, was grootser. Maar ik zeg jullie: oordeel niet te vlug, ga eerst naar binnen en vergelijk dan. Kijk, ook hier is maar een nauw poortje waardoor men in het paleis komt. Buk je dus zo goed je kunt en volg mij. Wel, we zijn door het poortje gegaan en bevinden ons in het paleis.
[11] Wat is er met jullie, dat jullie als verstard in het rond kijken? Kijk, lieve broeders, ik heb jullie immers al gezegd dat je niet te vlug moet oordelen. Hier ligt de waarde van de dingen altijd enkel in het inwendige en nooit in het uitwendige. Daarom is het inwendige ook altijd verhevener en wonderbaarlijk grootser dan het uiterlijke, want hier verhoudt zich alles, zoals het Woord van God op aarde. Eenvoudig en bescheiden staat het door middel van letters in het boek. Wanneer iemand echter door het nauwe poortje van de deemoedige liefde in het eenvoudige woord binnendringt, tot welk een wonderbaarlijke rijkdom komt hij dan door een enkel woord van God, dat eenvoudig en bescheiden, uit letters samengesteld, in het boek staat. En, zoals gezegd, verhouden de dingen zich ook hier precies zo.
[12] Jullie hebben niet vermoed dat jullie in dit eenvoudige paleis een oneindigheid gevuld met Gods wonderen zouden zien. Daar jullie deze nu echter zien, die talloze werelden in hun geestelijk verheerlijkte bestaan en de myriaden heerlijkheden met daarop hun talloze zalige bewoners, verbazen jullie je erover hoe zoiets mogelijk is in zo'n van buitenaf gezien toch klein paleis.
[13] Maar ik zeg jullie: dit is bij lange na niet zo'n groot wonder als het feit dat het hart van een mens tot woonplaats kan worden van de Heilige Geest door de liefde van de eeuwige Vader, de oneindige allerheiligste almachtige God.
[14] Willen jullie met mij daarheen wandelen, waar zich op een vlakte vol heerlijke luister een wonderbaarlijke ronde tempel verheft, die omgeven wordt door drie rijen heel mooi blinkende zuilen, geen dak heeft, maar in de plaats daarvan een stralende regenboogconstructie die voortdurend lijkt te bewegen? Jullie willen dat, en kijk, we zijn ook alweer ter plaatse. Hebben jullie zin om met mij ook deze tempel binnen te gaan? Jullie bevestigen dit blij van hart. Volg me dan ook terstond in deze tempel.
[15] Welnu, we zijn al binnen. Jullie slaan weer je handen in elkaar van verbazing. Ja zie je, zo gaat het hier bij ons; in het inwendige zijn wij thuis. Daarom, laat je niet van de wijs brengen door de nog grotere wonderbaarlijke heerlijkheden die jullie hier zien, want hoe dieper we doordringen, des te heerlijker en prachtiger wordt alles. De allergrootste liefde, genade en wonderbaarlijke rijkdom echter is in het meest inwendige, namelijk in de Heer. Daar te komen zal voor geen geest eeuwig ooit mogelijk zijn, alhoewel hij Hem steeds meer kan naderen.
[16] Jullie vragen mij naar de betekenis van de zee daarginds, die zo prachtig schittert, en het niet ver van de oever gelegen prachtige eiland met verscheidene mooie tempels, vooral die hele mooie daar op een steile helling. Als julie je met mij ook daarheen willen begeven, kunnen jullie je er zelf van overtuigen wat dit allemaal is. Jullie willen het, en kijk, we zijn ook alweer bij ons doel, want op de zeeën hier hebben we geen schepen nodig. Door onze wil kunnen we overal komen waar we maar willen. Willen jullie ook met mij deze tempel binnengaan, volg me dan. Maar deze tempel mag wat zijn inwendige betreft niet aan jullie onthuld worden, maar jullie zullen je erin bevinden zoals binnen in een gebouw.
[17] Wel, we zijn al binnen. Deze allerprachtigste bouwstijl bevalt jullie zeer goed. Maar kijk, daar hij dat grote raam waardoor rood licht naar binnen valt, wie zien jullie daar? Jullie zeggen: een heel lieve, vriendelijke man en een even beminnelijke, vriendelijke dame. Ga maar met me mee en wees volstrekt niet bevreesd, want deze bewoners zijn buitengewoon vriendelijk en voorkomend. Kijk, beide staan op en komen ons ijlings met open armen tegemoet. Herkennen jullie hen nog niet? Jullie zullen hen zeker herkennen als ze vlak bij ons zijn. Daar zijn ze al! Laat je door hen zegenen, want hij is de lieveling van de Heer, de apostel Johannes en zij, o broeders en vrienden, zij is de moeder van het vleesgeworden eeuwige Woord uit God! Zij hebben jullie nu gezegend, maar de tijd om met hen te kunnen spreken is nog niet aangebroken. Tijdens jullie verblijf hier zal zich zeker voor ons nog de gelegenheid voordoen om nader tot zowel Johannes als Maria te komen dan nu het geval is. Mijn innerlijk zegt mij: tot hier en niet verder mag ik jullie leiden. Daarom kunnen jullie weer met mij terugkeren naar de plaats vanwaar we vertrokken zijn.
[18] Slechts een ding zou ik van jullie willen weten. Jullie hebben het weliswaar niet gemerkt, maar aan mijn blik is het niet ontgaan, dat deze beide lievelingen van de Heer terwijl jullie dichterbij kwamen, als door een zalige eerbied werden aangegrepen, waardoor ze ook absoluut niet in staat waren om te spreken. Zoiets heb ik nog nooit gezien, terwijl ik toch al vaak op deze plaats was; ja, het is zelfs de plaats waar ik mij het allerliefst ophoud. Jullie zwijgen en willen mij niets meer zeggen. O broeders, juist jullie stilzwijgen doet me iets groots, ja het allergrootste vermoeden. Daarom wil ik ook niet verder aandringen en dus geschiede zoals altijd de allerheiligste wil van de Heer.
[19] Jullie vragen me en zeggen: maar lieve broeder, hoe zullen we nu de weg terug vinden? Kijk eerst waar jullie je bevinden en vraag dan pas. Jullie zeggen nu: hoe is zoiets mogelijk? We zijn al op de plaats vanwaar we zijn vertrokken! Ja, zie je, dat gaat beter dan met jullie spoorwegen op aarde. We hebben namelijk onze plaats eigenlijk helemaal nooit verlaten, maar het werd jullie slechts toegestaan om juist in deze, mijn sfeer, die de genade van de Heer is, steeds diepere en nog eens diepere blikken in mijn innerlijke liefde te werpen. Jullie hoeven daarom niets anders te doen dan je blik terug te trekken om te ontdekken dat jullie je nog volkomen behouden op de voorgaande plaats bevinden. Daarom heb ik jullie nu niets anders meer te zeggen dan dat ik degene ben die als jullie broeder op aarde de naam Frans droeg. Daarmee heb ik mijn innerlijke opdracht aan jullie vervuld en kunnen jullie ook weer uit mijn sfeer treden.
[20] Wel, hoe is jullie dit allemaal bevallen? Jullie zijn helemaal in gelukzalige vervoering geraakt. Ja, dat is wel goed, maar dit is nog niet alles. Kijk, daar komt reeds een zesde geest in ons gezelschap. Deze hoort niet meer thuis op deze geestelijke zon maar hij is een bewoner van Mijn heilige stad. In zijn sfeer zullen jullie weliswaar ook enkel dingen van de geestelijke zon zien, maar jullie zullen ze in een heel ander licht zien dan tot nu toe het geval was. Bereid je daarom goed voor want Ik zeg jullie: alles zal daar een heel ander aanzien krijgen.
[21] Jullie tweede broeder wilde ook graag jullie beweegreden weten. Maar Ik zeg: daarvoor is hij nog niet rijp. Eén ogenblik zou voor hem al te veel zijn, maar we zullen hem Mijn nabijheid toch laten voelen. Kijk eens hoe hij begint te stralen van geluk en hoe hij uit het diepst van zijn hart gelukzalig uitroept: o heilige Vader, U kunt niet meer ver weg zijn, want de nooit vermoede zaligheid van mijn liefde zegt me, dat U dicht bij ons bent! Wanneer zullen we ooit de hoogste zaligheid genieten, U, o heilige Vader te aanschouwen in de allergrootste liefde van ons hart? Ik zeg jullie: aan deze geesten zal deze genade spoedig, ja heel spoedig worden verleend. Maar wij zullen ons voorbereiden op een verdere beschouwing bij de volgende gelegenheid, en dus genoeg voor vandaag.
«« 10 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.