[2] De aanvoerder zegt: beste vriend, je hebt jouw antwoord goed doordacht en we kunnen er in wezen niets tegenin brengen. Daar je ons hebt toegestaan verder te spreken, willen we met jou nog graag een uiterst belangrijke zaak behandelen. Wees dus zo goed om naar ons te luisteren.
[3] Kijk, bij ons wordt nog hoofdzakelijk iets anders geleerd en niemand wil tegen deze leer ingaan. Desondanks weten we evenwel vanuit jouw zienswijze bekeken niet wat we daarvan moeten denken. Deze leer bestaat namelijk uit het volgende:
[4] God, of het allesomvattende kracht- en machtsprincipe, zou zichzelf op Zijn centrum hebben gericht, daarin een culminatiepunt van heel Zijn oneindige kracht en macht hebben gevormd en juist als culminatiepunt van heel het goddelijke Wezen in menselijke gedaante, en wel in de persoon van een zekere Jezus Christus, op de planeet aarde zijn opgetreden. Hij zou daar zelf hebben onderwezen, zou de mens als Zijn schepselen, als een broeder zijn tegemoet getreden om tenslotte uit allergrootste liefde voor Zijn schepselen, Zijn door Hem aangenomen lichaam door hen te laten doden!
[5] Als bewijs van Zijn goddelijkheid verrichtte Hij dingen en daden die voor geen mens mogelijk zijn, wekte Zichzelf na drie dagen op uit de lichamelijke dood en keerde toen ten aanschouwen van velen weer in Zijn goddelijke centrum terug!
[6] Hij leerde in de wereld of beter gezegd op de planeet aarde de mensen niets anders dan dat ze Hem boven alles moesten liefhebben en beloofde aan hen die dit doen, Zijn rijk, dat zou bestaan uit een steeds diepere kennis van God, uit een steeds groeiende liefde voor Hem en uit de uit deze kennis en liefde ontspringende onuitsprekelijke gelukzaligheid, die het eeuwige leven in God wordt genoemd.
[7] Zie, deze zaak is niet zo onbeduidend als je denkt. In de omgeving waar wij vandaan komen, woont deze Christus, en we hebben ons er nog steeds zeer duidelijk en levendig van kunnen overtuigen dat alle schepselen in de hele oneindigheid Hem gehoorzamen. Van Zijn kant is één enkele wenk voldoende en talloze legers van werelden houden op te bestaan en weer een wenk, en talloze legers vullen weer de eindeloze diepten van de eeuwig oneindige ruimte. Wat zeg je nu over ons probleem, dat wij je hier in jouw sfeer hebben voorgelegd?
[8] De verstandspreses zegt: als jullie hele verhaal geen hersenschim is, dan is wat betreft het zich concentreren van de oneindige macht en kracht in een of ander centrum, bepaald niets onmogelijks gelegen, omdat uitgaande van elk gegeven punt, oneindig veel lijnen denkbaar zijn. Wat de menswording van dit goddelijke kracht- en machtscentrum betreft, daar is wel het een en ander tegenin te brengen alhoewel het zuivere verstand zoiets juist niet als een volkomen tegenstrijdigheid kan aannemen. Dat echter dit Wezen dan hoofdzakelijk de liefde tot Hemzelf heeft geleerd, komt de zuivere denker voor als puur egoïsme van de kant van het goddelijke Wezen. Aanvaarden we bij het Goddelijk Wezen of bij de in zichzelf geconcentreerde oerkracht echter de egoïstische behoefte, dan houdt ze om te beginnen op absoluut te zijn; en zou men dit kunnen betwisten, dan staat al het bestaande een totale vernietiging te wachten.
[9] Het moet derhalve met deze liefde anders gesteld zijn, en dan kan het goddelijke centrum zich heel goed in een menselijke vorm openbaren. Wanneer deze door jullie beschreven liefde echter alleen een hongerige is, dan moet het voor jullie toch voor de hand liggen, in welke handen het wezenlijke van alle dingen zich zou moeten bevinden als de oneindige macht en kracht zich als het ware noodgedwongen met hen moest verzadigen.
[10] Daar jullie mij echter over deze Christus verder nog hebben verklaard, dat Hij in zekere zin op grond van Zijn belofte Zich als de zich altijd openbarende almacht en oerkracht werkzaam onder jullie zou bevinden, dan moeten jullie toch duidelijk inzien dat ik vanuit deze mij gegeven sfeer niets kan zeggen, noch ervoor noch ertegen. Het komt bij dergelijke zaken altijd op eigen ervaring aan.
[11] Zou ik deze Christus of het vermenselijkte goddelijke centrum, zelf-kunnen aanschouwen, dan zou ik ook heel zeker weten in hoeverre het waar is. Maar zo, geachte vrienden, moeten jullie genoegen nemen met wat ik heb gezegd. Maar kunnen jullie deze Christus hier bij me brengen, dan kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat ik zijn Wezen, voorzover het in mijn sfeer ligt, niet onverstandig zal beoordelen, maar er mag niets boven mijn sfeer uit gaan!
[12] De aanvoerder zegt: stel dat deze Christus als het meest liefdevolle Wezen hiernaartoe zou komen en je zou gebieden Hem te volgen, wat zou je dan doen?
[13] De verstandspreses zegt: als Hij dat is en ik Hem erken als datgene wat jullie over Hem hebben verteld, dan valt er toch niets beters te bedenken dan dat de oneindig kleinere potentie de oneindig grotere, noodgedwongen door zichzelf gedreven moet volgen, omdat er dan geen uitweg mogelijk en denkbaar is. Ligt de zaak niet zo, dan is het toch ook duidelijk dat ik niet eigenmachtig uit mijn sfeer kan treden omdat ik met mijn sfeer, zoals ik al voldoende heb uitgelegd, een gegeven iets, maar niet een zichzelf scheppend iets ben.
[14] De aanvoerder zegt: kijk dan naar Mij, Ik ben Christus, wat wil je nu van Mij?
[15] De verstandspreses zegt: als jij Christus bent, laat mij dat dan zien en ik zal je volgen.
[16] En Christus als de aanvoerder zegt: het worde licht in deze sfeer en jij, kale streek, worde tot een paradijs!
[17] Kijk nu, de verstandspreses valt voor de Heer neer, aanbidt Hem en zegt: het is dus waar dat voor God alle dingen mogelijk zijn! Heer, omdat U mij armzalige, door zichzelf verbannene, zo genadig was, vraag ik U mij op te nemen in Uw sfeer!
[18] Maar laat mij in Uw genadesfeer de allergeringste zijn! Ik weet dat U mijn horizon kunt verwijden, net zoals U mijzelf zoals ik ben, uit Uzelf hebt gegeven; ik ben aan deze sfeer als de meest bekrompene van alle levende sferen gewend geraakt, laat me dan ook als de allergeringste onder al degenen die U voor Uw genade waardig hebt bevonden, in deze sfeer blijven. Geloof me, o Heer, en zie het in mijn geheel van u uitgegane wezen, dat mijn geest nooit in staat was zich voor te stellen dat ik U, oneindige Gever, ooit in Uw Oerwezen zou aanschouwen. Omdat ik U nu zo heb aanschouwd, zijn door deze aanblik ook alle grootste levensvoorwaarden van mijn geest vervuld.
[19] En de Heer zegt: volg Mij dus en je zult daar waar Ik onder Mijn kinderen verblijf, zeker niet de geringste zijn! Maar niet hier, eerst daar zul je in Mij de meeste liefdevolle heilige Vader erkennen!
[20] Kijk, beste vrienden, dit is nog een van de allerbeste manieren om zo'n pure verstandsgeest uit zijn sfeer te verlossen. Maar er zijn in deze voor jullie zichtbare omgeving nog heel veel van zulke geesten, bij wie het niet zo gemakkelijk gaat als bij deze. Dat is in het bijzonder het geval, wanneer zulke stoïcijnse verstandsgeesten daarbij als gevolg van hun geleerdheid ook nog een aanzienlijke graad van hoogmoed in zich hebben, wat nu juist niet zelden voorkomt. Het zou voor jullie niet goed zijn om zo'n bekeringsproces bij te wonen, want jullie kunnen gevoeglijk aannemen dat er niet zelden honderden pogingen mislukken. Zodoende zullen we ook deze streek weer verlaten en ons dieper in het middelste ravijn begeven. En daarmee genoeg voor vandaag.
«« 27 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.