[2] Nu we bij deze gelegenheid, zoals jullie zien, ons paartje gelukkig hebben ingehaald, hoeven jullie niets anders te doen dan te letten op hun gesprek dat dadelijk zal beginnen en waaruit jullie al het nodige zullen kunnen opmaken. Luister nu! Zij begint zojuist haar man een vraag te stellen en zegt:
[3] Ik ben bijzonder blij dat ik jou na zo'n lange tijd eindelijk weer eens zie en ook geloof ik dat van nu af aan geen dood ons meer zal scheiden. Maar vertel me nu ook voor zover je kunt, of mijn laatste wilsbeschikking nauwkeurig werd nagekomen, want dat gaat me bijzonder ter harte.
[4] De man zegt: mijn boven alles geliefde vrouw, opdat je ziet hoe punctueel jouw laatste wilsbeschikking werd nagekomen, kan ik je slechts zeggen dat ik zelf in mijn laatste wilsbeschikking niets anders heb gedaan dan de jouwe weer opnieuw bevestigen. In mijn laatste wilsbeschikking heb ik mij dus precies aan die van jou gehouden, enkele onbeduidende legaten daargelaten. Verder is ons gehele vermogen, dat door mij nog met enkele duizenden is vermeerderd aan onze kinderen vermaakt. Ben je daarmee tevreden?
[5] De vrouw zegt: mijn steeds geliefde echtgenoot, op de legaten na volkomen! Zeg me daarom, hoeveel mogen deze wel bedragen, en aan wie zijn ze vermaakt? Lieve vrouw, zegt hij, de legaten bedragen bij elkaar niet meer dan tweeduizend gulden, zijn in vijven verdeeld en op één na aan vier verwanten van jou vermaakt. Slechts één deel moest ik fatsoenshalve aan de bedeling vermaken. Ik zou zoiets ook niet hebben gedaan als jij niet soms al tijdens jouw leven had aangegeven om deze verwanten van jou te gedenken. Maar wint de armen betreft, weet je toch dat men ten eerste al iets moet doen vanwege de buitenwereld en daarna ook iets omwille van God, omdat we toch christenen zijn en geen heidenen. Overigens betekent deze aalmoes van tweeduizend gulden toch niets vergeleken met ons achtergelaten grote vermogen, want zoals ik tenslotte heb berekend, krijgt elk van onze achtergebleven zeven kinderen een rond bedrag van honderdvijftigduizend gulden. Bovendien hebben alle kinderen geleerd om zuinig met geld om te gaan en kun jij dus evenals ik heel gerust zijn over jouw achtergelaten vermogen. Aan mijn zijde kun je nu samen met mij op zoek gaan naar een ander vermogen dat ons hier op z'n minst in een overeenkomstig gelukkige situatie kan brengen waarin we kunnen leven zoals we althans op aarde hebben geleefd.
[6] Zij zegt: ik wil daarmee wel tevreden zijn als onze kinderen maar goed verzorgd zijn. Wel zou elk kind met die tweeduizend gulden wat kleingeld in handen hebben gehad en had het daarmee voorlopig kunnen beginnen zonder direct de interest van het grote kapitaal te moeten aanspreken. Omdat het nu eenmaal zo is en we er niets meer aan kunnen veranderen, moet ik me er wel bij neerleggen.
[7] Wat je echter zegt over een ander, hier bruikbaar kapitaal, vraag ik je als je steeds trouwe liefhebbende echtgenote, al jouw simpele gedachten wat dit betreft toch van je af te zetten; want er zijn reeds zes jaar verstreken waarin ik in grote angst en zorg door deze duistere en eenzame woestenij ronddwaal, terwijl het enige wat ik hier door verschrikkelijke hongersnood gedreven aan eetbaars kon vinden, een soort mos is. Af en toe is er hier en daar ook een soort heel dor gras te vinden waarmee men tenslotte zijn maag kan vullen. Zou je niet toevallig vanaf de aarde met nog wat schemerlicht juist op deze plek zijn aangekomen, dan zouden we elkaar in alle eeuwigheid moeilijk ooit hebben kunnen treffen.
[8] Hij zegt: maar mijn geliefde vrouw, heb je er dan helemaal geen vermoeden van om welke redenen je op deze donkere plaats terecht bent gekomen? Ik denk toch dat jouw te wereldse gezindheid je hier heeft gebracht. Je was wel een heel spaarzame en in onze wereldse verhoudingen zeer eerzame vrouw en je was verder ook buitengewoon verstandig; alleen was de leer van het ware christendom jou vaak een doorn in het oog. Je hebt je er soms niet zo gunstig over uitgelaten en hield je meer aan de wijsheid en de filosofie van de wereld. Ik heb je vaak gezegd, lieve vrouw, als er in het hiernamaals een leven bestaat, dan denk ik dat men daarin aan alle wereldwijsheid niet genoeg heeft; daarom zou het beter zijn zich aan Gods woord te houden, want het tijdelijke duurt maar kort. Als er echter een eeuwigheid bestaat, zullen we niet onze tijdelijke wijsheid zoals gezegd, heel moeilijk onze weg vinden. Kijk lieve vrouw, dat zijn letterlijk de woorden die ik heel vaak in vertrouwen tot je heb gesproken en zoals ik nu tot mijn grootste en betreurenswaardigste verbazing merk, zijn deze jammer genoeg maar al te goed uitgekomen. Daarom, denk ik nu, lieve vrouw, dat het voor ons de allerhoogste tijd is, als men dat hier zo kan zeggen, om ons helemaal vrij te maken van alle wereldse herinneringen en ons voor genade en ontferming tot onze Heer Jezus Christus te wenden. Want als Hij ons niet helpt zijn we voor eeuwig verloren; omdat ik in mezelf heel zeker weet en aanvoel dat er voor ons buiten Christus in de hele oneindigheid geen God en geen helper meer is. Helpt Hij ons dan zijn we geholpen; helpt Hij ons niet dan zijn we voor eeuwig reddeloos verloren! Nu zou ik willen dat ik ons hele vermogen aan de bedelaars had vermaakt en dat onze kinderen daardoor bedelaars zouden zijn geworden. Dat zou ons hier zeker meer zegen gebracht hebben dan al onze wereldwijze zorg voor het materiële welzijn van onze kinderen. Omdat we onze wereldse dwaasheid nu niet meer kunnen veranderen, blijft ons, lieve vrouw, zoals gezegd niets anders meer over dan dat we ons in alle ernst met uitsluiting van alle andere gedachten of wensen, alleen tot Christus wenden opdat Hij voor ons, ondanks onze grote dwaasheid, genadig en barmhartig mag zijn en juist deze dwaasheid door Zijn oneindige genade en erbarmen aan onze kinderen mag goedmaken.
[9] De vrouw zegt: ik heb altijd wel gedacht dat jij je religieuze, dweperige dwaasheid ook naar deze wereld zou meebrengen. Wat hebben ik en jij op aarde dan ooit voor kwaad gedaan? Waren we dan niet altijd rechtvaardig tegenover iedereen? Zijn we ooit iemand iets schuldig gebleven of hebben we ooit een huisbediende het overeengekomene niet gegeven? Als er een of andere God zou bestaan of volgens jouw mening een of andere `Christus', dan zou het toch de grootste onrechtvaardigheid zijn dat Hij mensen zoals wij zou belonen met hetgeen we hier voor ons zien. Welke God zou het een mens dan ook maar in het minst kwalijk kunnen nemen dat hij geen geloof heeft kunnen hechten aan een `oude sage' die vol zit met onzin en belachelijke zaken. Ik geloof namelijk, en dat kan toch een blinde zien, dat als een God iets aan het menselijk geslacht gelegen zou zijn, vooropgezet dát er een God bestaat, de mens zich toch niets onrechtvaardigers zou kunnen dromen dan dat deze God slechts eenmaal persoonlijk, toegerust met algehele wondermacht, tot de mensen zou zijn gekomen, en dan alleen tot de mensen van een heel klein gebied terwijl de gehele aarde toch bevolkt was.
[10] Zeg me daarom, kan God dan zonder meer verlangen dat die mensen en volkeren die niet in hetzelfde gebied en vooral niet in dezelfde tijd met Hem hebben geleefd, onvoorwaardelijk moeten aannemen dat Hij het was die deze leer heeft gesticht? Kan God, als Hij bestaat en rechtvaardig is, hen kwalijk nemen dat ze dat niet kunnen? Of kunnen de mensen en volkeren niet tegen God, mocht Hij misschien bestaan, optreden en zeggen: hoe wilt u oogsten, als U niet hebt gezaaid? Hoe wilt U over ons rechtspreken als U een onrechtvaardige God bent? Wilt U echter rechtvaardig rechtspreken, oordeel dan degenen die U hebben gezien en tot wie U hebt gepreekt. Maar laat ons met rust, want we hebben U nooit gezien en hebben ons nooit van Uw bestaan kunnen overtuigen. Het woord dat ons is overgeleverd en van U afkomstig zou zijn, kan ons nooit oordelen, omdat het evengoed verzonnen als waar kan zijn en nog veel eerder verzonnen dan waar. Zolang we op aarde hebben geleefd, hebben we slechts de oude natuur gezien; van U echter geen enkel spoor. We zijn op de wereld gekomen als zuivere kinderen van de natuurkrachten. De mensen en wereldse leraren hebben ons pas kennis bijgebracht. Ons hele leven lang was er van U geen spoor te bekennen. Waarom wilt U dan over ons rechtspreken, terwijl U ons nooit een bewijs dat van Uw bestaan en geaardheid zou getuigen, wilde geven?
[11] Kijk, lieve man, dat is toch zo duidelijk als op aarde de zon op een heldere middag. Je ziet dit alleen nog niet in, omdat je nog veel te kort hier bent. Wanneer je zo lang hier zult zijn als ik dan zal het je zelfs in deze dichte duisternis volkomen helder worden. Als bewijs van mijn liefde en trouw zeg ik ook nog dat je hier aan de zijde van de jou boven alles liefhebbende vrouw je zogenaamde God-Christus zo lang en zo krachtig je maar wilt mag aanroepen; toch sta ik met mijn liefde en trouw er voor in dat je na jarenlang roepen tot het duidelijke inzicht zult komen dat ik, jouw altijd trouw liefhebbende vrouw, met mijn natuurlijke verstand helderder zie dan jij met al jouw zogenaamde godgeleerdheid.
[12] Een oud spreekwoord zegt over de bijbel: o bijbel, o bijbel, je bent voor de mens een euvel! En kijk, dat spreekwoord heeft gelijk. Zouden de mensen op aarde de moed hebben om deze oude joodse onzin met wortel en tak uit te roeien en daarvoor in de plaats het zuiver menselijke verstand te stellen, dan zou de wereld wat haar cultuur betreft reeds honderden jaren verder zijn. Nu echter moet deze oude onzin, om welke redenen dan ook, nog steeds behouden blijven waardoor de meest eerzame en rechtschapen mensen de handen voor het fijnere werk vaak gebonden worden. Wat is het gevolg? Denk eens na met je anders toch goede verstand! Waar vindt men de meest liederlijke, slechte en arme mensen? Zeker nergens anders dan juist daar waar overwegend de bijbel en vooral de nieuwe christelijke leer thuis is. Ga naar Rome, ga naar Spanje, ga naar Engeland en je zult mijn woorden bevestigd vinden.
[13] De mensen verlaten zich op een God en beginnen in afwachting van Zijn hulp, te luieren! Maar de hulp komt niet, dus het natuurlijke gevolg is dat dergelijke mensen verarmen en al worden het niet allemaal slechte kerels, toch worden ze tenslotte de vlijtige en nijvere mensen tot last. Men roept alom en zegt: God is oneindig goed, hoogst liefdevol en buitengewoon barmhartig; maar Hij zou desondanks toch zeker iedere bedelaar laten verhongeren als deze niet door zijn werklustige medemensen zou worden verzorgd.
[14] Kijk, lieve echtgenoot, voor eerlijke, vlijtige en daardoor welgestelde mensen is het voor de luie geestelijkheid makkelijk preken over een oneindig goede en barmhartige God. Maar laten we deze mensen buiten beschouwing, dan zullen we spoedig zien welk een treurig einde zulke preken nemen. Zouden deze zwarte of witte schreeuwers op aarde weten hoe het met het leven in het hiernamaals gesteld is, dan zouden ze zeker anders preken of in plaats daarvan de ploeg die gewin opbrengt ter hand nemen. Er kan best een God bestaan als oerkracht die het hele universum leidt, maar een God zoals de joodse bijbel leert, bestaat zeker niet.
[15] Hij zegt: o geliefde vrouw, je bent met je gedachten op een verschrikkelijk dwaalspoor, want ik heb juist bij beroemde theologische schrijvers gelezen dat zuiver helse geesten precies zo praten als jij. Ik kan je verzekeren dat dit ook de enige geldige reden is waarom jij je hier in deze eeuwige nacht bevindt. Werkelijk waar, ik word echt verschrikkelijk bang om jou! Want met zulke principes zie ik je onherroepelijk voor eeuwig verloren gaan! Als je absoluut geen andere principes wilt aanvaarden dan voel ik me noodgedwongen verplicht je voor altijd te verlaten.
[16] Zij zegt: en jij zou in staat zijn om mij, jouw trouwe, jou eeuwig liefhebbende vrouw zoiets aan te doen? Ik zeg je dat ik zoiets niet zou kunnen, al was je werkelijk tot de hel verdoemd! Ik zou je in het vuur niet willen verlaten en jij wilt mij vanwege mijn verstandige woorden verlaten? Het staat ook jou vrij om mij jouw mening op een verstandige manier uiteen te zetten, maar het mag geen onzin zijn, want ik houd te veel van je om je op dwaalwegen te laten belanden. Volg mij maar, ik wil je naar een andere plaats brengen waar het beter zal zijn dan hier en waar jij pas in een groter gezelschap gevoeglijk zult ervaren, hoe men er hier aan toe is.
[17] Hij zegt: mijn lieve vrouw, ik wil je immers niet verlaten, want daarvoor houd ik te veel van je en daarom zal ik je ook volgen waarheen je me maar wilt brengen, omdat ik zie dat je hij al je onwetendheid aangaande de ware religie toch steeds even eerlijk van hart bent. Jij bent nog steeds mijn goede vrouw waarop ik verder niets heb aan te merken, behalve dat ze mijn inzichten niet kan delen. Als je dan ook in dit rijk der duisternis een of andere betere plaats weet, breng me er dan maar heen, dan zullen we wel zien wat daar allemaal te doen valt. Kijk, ze pakt zijn arm en leidt hem verder. Maar wij zullen dit interessante paar volgen om getuige te zijn van het welslagen van deze verhouding. Zij gaan, dus gaan wij hen achterna.
«« 35 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.