[2] Kijk hoe daar beneden de vlammen langzamerhand beginnen te verdwijnen, zodat jullie heel veel gloeiende plaatsen zonder vlammen erboven zien. Maar jullie vragen: moeten wij daar soms overheen lopen? Ik zeg jullie: maak je daarover geen zorgen want dit zijn allemaal maar verschijningsvormen, die de gemoedstoestand weergeven van degenen die daar beneden wonen. De `vlam' betekent de werkzaamheid van het kwaad, de boven de vlammen opstijgende `walm' komt overeen met het totaal verkeerde, en de `gloed' verwijst naar de volkomen eigenliefde en dientengevolge de verkeerd gerichte ijver en de slecht geworden wil van diegenen die zich in zo'n eigenliefde bevinden. Maar hoe dit alles zich ter plaatse in details ontwikkelt, zullen jullie dadelijk met eigen ogen zien.
[3] Kijk nu nog eens naar beneden; wat zien jullie nu? Jullie zeggen: de vlammen zijn helemaal verdwenen en de gloed heeft zich tot hopen verzameld; maar tussen de hopen zien we stikdonkere nacht. Jullie vragen nog eens: waar is toch de rivier die we eerder helemaal gloeiend omlaag zagen storten? Deze rivier is eveneens slechts een verschijningsvorm en duidt op de gang van het verkeerde zoals dat uitmondt in het kwaad. Zo geeft deze afgrond ook de diepte van het kwaad aan en hoe dit eveneens sluwe en goeddoordachte plannen smeedt om zijn slechte voornemens uit te voeren.
[4] Omdat jullie dit nu weten zullen we er moedig op af gaan om zo vlug mogelijk bij ons doel en dus ook bij ons gezelschap te komen. Nog maar enkele passen en kijk, we zijn reeds in de vlakte en dus ook helemaal in de diepte. Jullie zien hier nu helemaal niets, want de duisternis is zo diep dat jullie met het licht van je ogen nooit iets zouden kunnen zien. Daarom is het nodig dat we ons voldoende licht verschaffen om hier iets te kunnen onderscheiden. Toch mag niemand van de hier aanwezigen iets van ons licht merken. Daarom moeten jullie je stevig aan mij vasthouden en de sfeer van een geest niet dichter naderen dan jullie door mij wordt toegestaan.
[5] En kijk eens, we hebben nu al zoveel licht als nodig is om dit oord nader in ogenschouw te nemen. Wat merken jullie hier op? Jullie zeggen enigszins opgewonden: om Gods almachtige en allerbarmhartigste wil, wat is dit toch voor een huiveringwekkend oord! We zien niets anders dan zwart zand en zwart gesteente en dat is het enige, waaruit de bodem van deze streek bestaat. En tussen het zand en het gesteente stijgt hier en daar damp op zoals we dat vaker op aarde hebben gezien wanneer er kolen verbrand worden. Verder vragen jullie: waar zijn hier dan wezens te zien? Deze streek lijkt wel helemaal uitgestorven. Ja, mijn lieve vrienden, dat is ook maar een verschijningsvorm en deze stelt de `dood' voor! Maar maak je geen zorgen over de afwezigheid van wezens in dit oord, want jullie zullen er spoedig meer dan genoeg te zien krijgen.
[6] Kijk, daar niet ver van ons vandaan is iets te zien dat lijkt op een tamelijk grote brandstapel bij jullie op aarde. We zullen deze stapel eens van dichtbij bekijken, dan zullen jullie je er spoedig van kunnen overtuigen uit welk materiaal hij bestaat. Wel, we zijn al op de juiste afstand; bekijk hem nu maar wat beter. Wat zien jullie? Jullie zeggen alweer: maar in Gods almachtige Naam, wat is dat toch? Dat zijn toch louter mensen, die als haringen op elkaar gepakt en bovendien nog met hele sterke ketenen zodanig aan de grond bevestigd zijn, dat het zeker voor niemand mogelijk is zich in deze toestand ook maar het minst te bewegen. Wanneer dit hier echt zo is dan ziet het er met de eeuwigdurende vrijheid van de geest bijzonder merkwaardig uit.
[7] Ja, ja, beste vrienden, bekijken we het vanuit ons hemelse licht dan ziet het er op het eerste gezicht inderdaad zo uit. Daarom is het echter slechts een `verschijningsvorm' die met de ware situatie overeen komt. In diepste wezen geeft deze verschijningsvorm eigenlijk weer, hoe een gezelschap gevangen wordt gehouden door haar eigen totaal verkeerde instelling en het daaruit voortvloeiende kwaad. Laten we nu echter deze stapel verlaten en verdergaan. Kijk, daar voor ons is alweer een nog grotere hoop. We zijn er al dichtbij, zeg me nu wat jullie daar zien. Jullie zeggen: beste vriend, we zien hier hetzelfde als voorheen, alleen is de hoop kegelvormig en zijn er een massa ketenen overheen geworpen waarmee deze wezens stevig lijken te zijn samengeperst, zodat hun lichamen als het ware zijn platgedrukt. Alleen kunnen we nergens ontdekken hoe hun gezichten eruitzien, want deze wezens liggen allemaal met hun gezicht naar beneden gericht. Jullie vragen: vriend, bevindt ons vroegere viertal zich misschien ook in deze hoop? Nee vrienden, we zullen nog wel bij hen komen. Nu we hier alles gezien hebben gaan we weer wat verder.
[8] Kijk, vrij ver van ons verwijderd is een echte berg te zien, en omdat we alweer op de juiste afstand zijn, kunnen jullie hem wat nader bekijken. Wat zien jullie? Jullie zeggen alweer: maar om Gods almachtige en rechtvaardige wil, wat is dat nu weer! Dat zijn eveneens louter menselijke wezens die zijn opgestapeld onder kettingen en ijzeren roosters. Tussen hen bevinden zich ook een heleboel slangen en adders die met hun afschuwelijke ogen naar alle richtingen kijken en hun tong vlug in en uit laten schieten. Wat wil dit zeggen? Het wil zeggen dat dit een gezelschap is dat al meer en meer vanuit zijn verkeerde instelling tot het Kwaad is overgegaan. Laten wc nu van hieraf maar weer verder gaan. Kijk, daar niet ver van ons vandaan is een heel gebergte dat jullie niet zo gemakkelijk in één oogopslag kunnen overzien. Dat is ook niet nodig, want één plek spreekt voor het geheel. Hier is al de voet van een van de uitlopers van dit gebergte; bekijk hem wat beter en zeg me wat jullie zien. Jullie zeggen: we zien er niets anders dan allerlei soorten gevelde en geknevelde gedrochten; slechts hier en daar steekt er nog een platgedrukt geraamte van een menselijk kadaver tussenuit. Wat betekent dat nu weer? Het stelt de reinste eigenliefde voor en het is de verschijningsvorm van wereldse macht, grootheid en rijkdom, die ontstaat wanneer deze attributen op aarde voor egoïstische en slechte doelen worden gebruikt.
[9] Jullie vragen alweer en zeggen: maar beste vriend, we weten nog heel goed dat we ons in jouw sfeer en in wezen op de geestelijke zon bevinden, waar we eigenlijk niets dan hemelse zaken verwachtten; hoe komt het dan dat we hier ook de complete hel aantreffen? Ja, mijn lieve vrienden, is jullie bij je overgang naar de geestelijke zon dan niet tegelijkertijd door de Heer Zelf uitgelegd dat het geestelijke het meest innerlijke, het allesdoordringende en allesomvattende is? Als het geestelijke zo geaard is, dan doordringt het immers alle planeten en de hele sfeer, zover als het licht van de natuurlijke zon doordringt; maar zuiver geestelijk genomen nog oneindig veel verder. Bijgevolg bevinden jullie je nu niet in de sfeer van de eigenlijke zon, maar in de specifieke sfeer van jullie planeet. Zoals alle planeten hun licht en hun warmte van de eigenlijke zon ontvangen en haar werking al deze planeten doordringt, zo is dat ook het geval met de geestelijke zon, daar we op de trillingen van haar geestelijke stralen ook het geestelijke van haar planeten doorschouwen. Omdat we dit nu beter begrijpen zal het jullie hopelijk toch ook duidelijk zijn dat men langs deze geestelijke weg ook het geestelijke wezen van de hel, voor wat jullie planeet betreft, heel duidelijk kunnen doorschouwen.
[10] jullie moeten je de hemel en de hel niet materieel ruimtelijk, als van elkaar verwijderd voorstellen, maar enkel als toestand. Ruimtelijk kunnen hemel en hel zich dus naast elkaar bevinden, zoals een hemelse goede mens naast een helse, slechte kan lopen en zelfs met hem op één bank kan zitten. De een heeft de volmaakte hemel in zich en de ander de volkomen hel. Als bewijs hiervan kan ik jullie ogenblikkelijk in mijn eigen sfeer laten zien dat zich hier even goed de hemel als de nu door jullie aanschouwde hel kan bevinden, want jullie zien dit alles toch zonder meer in mijn sfeer en jullie hoeven slechts één stap buiten mijn sfeer te zetten of jullie zullen je weer op dezelfde plaats bevinden vanwaar jullie oorspronkelijk in mijn sfeer zijn binnengetreden. Daar jullie dit nu weten kunnen we dit gebergte weer verlaten en dit alles ook in een ander licht bezien.
[11] Let nu op, het licht is veranderd. Hoe zien jullie deze bergen nu? Jullie verbazen je erover dat je nu in plaats van de berg ineens helemaal vrij rondwandelende groepen ziet en zelfs allerlei woningen, die ten dele op smerige kroegen, ten dele op oude zwarte ridderburchten lijken en zie, dit alles zelfs in een roodachtig schemerlicht.
[12] Maar kijk, niet ver voor ons staat een oude ridderburcht, die tegen een rotsgebergte lijkt te zijn gebouwd. Daar zullen we naartoe gaan. Kijk, we zijn er al; de poort staat open. We zijn hier onzichtbaar, daarom gaan we deze burcht binnen, dan zullen we zien hoe het er daar toegaat. Welnu, daar is de eerste zaal al. De wanden zijn behangen met allerlei moord- en folterwerktuigen. Daar op de achtergrond zit op een troon de zogenaamde kasteelheer. Hij overlegt met zijn krijgsmakkers op welke manier ze de goederen en schatten van de eigenaar van een naburige, gelijksoortige burcht kunnen bemachtigen. Luister hoe hij hun opdraagt om de burcht waarop ze het gemunt hebben in alle stilte te overvallen, alles wat er leeft meedogenloos neer te sabelen en vervolgens naar de schatten te grijpen. Degene die zich hardnekkig verzet, moet, zoals al vaker is gebeurd, meegenomen worden, waarna zo'n gevangene zich dan de allerpijnlijkste folteringen moet laten welgevallen. Welnu, het besluit is genomen en het beraad wordt beëindigd. Allen grijpen naar de wapens en rennen naar buiten. Omdat we hier niets meer te doen hebben, rennen ook wij hen achterna.
[13] Kijk, daar voor ons, niet ver hier vandaan ligt reeds de genoemde burcht. Hij wordt omsingeld en let nu op, de vreselijke slachting begint. De boosaardige wezens vechten verwoed tegen elkaar, waarbij de bewoners van de tweede burcht in stukken worden gehakt. En kijk verder; daar wordt zojuist het ons bekende viertal door de krijgsmakkers van onze vorige burchtbezitter gekneveld en wel opgebracht. Laten we ons bij hen aansluiten en de dialoog tijdens de tocht eens aanhoren. Hoor, de man zegt tegen de vrouw: o jij ellendige slang, nu heb ik je door! Mijn angstige vermoeden heeft me altijd heimelijk toegefluisterd dat jij van een slechte geest doortrokken bent! Dat is nu de hogeschool en jouw erbarmelijke licht waarover je op een listige manier als een zogenaamd geestelijk wezen vol ervaring hebt gehuicheld en mij hebt voorgelogen. Deze nu eveneens geknevelde boosaardige professor van deze hogeschool zit nu ook met ons in deze afschuwelijke gevangenschap, waarin ons zeker een allerafschuwelijkst lot te wachten staat.
[14] De vrouw zegt: hoe kun je nu zo over mij denken? Wie kan er iets doen aan een onvoorzien ongeluk? Ik heb het met jou toch alleen maar goed bedoeld. De man zegt: zwijg, jij ellendige slang! Aan jou alleen heb ik het te danken dat ik me nu kennelijk in de hel bevind. Tussen mij en jou zal nu iedere band voor eeuwig verbroken zijn. En U, mijn Jezus, op wie ik me altijd heb beroepen, help mij uit deze verschrikkelijke gevangenschap. Ik wil liever als het Uw allerheiligste wil is, vele duizenden jaren in dat duistere oord ronddolen om daar voor al mijn gebreken te boeten, dan hier nog één ogenblik langer in dit oord van verschrikking, dat voor eeuwig totaal van Uw genade en erbarming lijkt te zijn uitgesloten, te verblijven! 0 Jezus, help mij! O Jezus, red mij!
[15] Kijk nu, twee vermomden komen zojuist haastig op deze stoet af. Kijk, ze zijn er al. Ze leggen hun vermomming af en zoals jullie zien, zijn het twee straffende engelen van de Heer. Elk van hen heeft een vlammend zwaard in de hand. De een zwaait ermee over de overwonnen burcht, waardoor de verscheurde en in stukken geslagen wezens zich weer tot hele gestalten samenvoegen die beginnen te weeklagen over het geleden onrecht. De andere engel zwaait met zijn zwaard over de eerste beruchte burcht, waardoor deze, zoals jullie zien, in lichterlaaie komt te staan. Brandende en huilende gestalten storten zich overal uit de openingen, ramen en deuren naar buiten en vervloeken deze twee wrekende engelen.
[16] Kijk verder; een engel slaat met zijn vlammende zwaard midden tussen ons viertal. De ketenen zijn verbroken. De man valt voor de beide engelen neer en smeekt hen om genadige redding. En de ene engel grijpt hem vast en trekt hem met zich mee, maar de vrouw grijpt hem ook vast en schreeuwt tot haar man om genade en erbarming en om haar toch vooral niet te verlaten. Kijk, hoelang zij zich met haar man door de engelgeest laat voortslepen! Kijk nu, de beide engelen bewegen zich omhoog en de ene draagt de man, terwijl de vrouw zich laat meedragen en de man niet los laat. Pas nu, al op grote hoogte, maakt de andere engel door een slag met zijn zwaard de vrouw met veel moeite los van de man. Abrupt valt ze nu huilend in haar element terug en de man wordt naar de grens van het kinderrijk gebracht, waar het er echter nog heel schraal en donker uitziet.
[17] Nu hebben jullie zo'n bevrijding gezien en nog wel een van de beste. Er zijn echter nog talloze en veel verschrikkelijker en hardnekkiger soorten, waarvan jullie de aanblik, zelfs in woorden uitgedrukt, maar moeilijk zouden verdragen. Daarom zullen we nu weer naar onze oorspronkelijke plek teruggaan en vandaar dan overstappen naar de omgeving van de middag. Dus genoeg voor vandaag.
«« 39 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.