[2] De eerste tafeldienaar zegt: ik begrijp wel dat het lange zitten en het voortdurende eten evenals het alsmaar saaie aanschouwen van jullie goddelijke drievuldigheid jullie begon te vervelen, maar als jullie weer terugdenken aan jullie leven, dan hebben jullie toch werkelijk tot aan je laatste uur voor niets anders gebeden dan voor `de eeuwige rust' en voor `een eeuwig stralend licht', en bovendien dat jullie ook aan de `tafel van Abraham, Isaäk en Jacob in het hemelrijk verzadigd mochten worden' en aldaar God, die `in het eeuwige ontoegankelijk licht woont', van aangezicht tot aangezicht mochten aanschouwen. Wanneer jullie dat nu allemaal letterlijk en getrouw hebben gekregen, waarom konden jullie er dan niet tevreden mee zijn?
[3] De gast die het woord voert zegt daarop: beste vriend, ik zal je in naam van het hele gezelschap antwoorden; wees dus zo goed om naar ons te luisteren. Op aarde geloofden we vast en zeker aan alles wat onze kerk ons te geloven voorhield. We dachten bij onszelf: wanneer we redelijkerwijs streng volgens de leer van de kerk leven, werkzaam in het geloof volgens de liefde die het geloof tot leven brengt, dan kan het met ons in geen geval misgaan. Er werd ons immers steeds gepreekt dat deze kerk niet kan dwalen of falen omdat ze voortdurend in het bezit van de Heilige Geest zou zijn. Welnu, we hebben werkelijk wel alles bereikt wat de kerk ons heeft geleerd en waaraan we ook altijd vast hebben geloofd.
[4] Maar helaas ging ons pas bij het bereiken van al wat we geloofden een ander licht op en ten gevolge van dit licht hebben we ook het vermoeden gekregen dat er ergens een ander soort hemel zou moeten zijn, want de hemel waarin we ons nu bevinden is immers letterlijk en figuurlijk gesproken niets anders dan je reinste gevangenschap. Waartoe dient een eeuwig goedvoorziene tafel, waartoe de eeuwige aanschouwing van de drie goddelijke personen als er door de eeuwen heen nooit eens een weldadige verandering optreedt? En dan, neem me niet kwalijk beste vriend, dat eeuwig moeten zitten! Deze gedachte moet mettertijd toch elke nog zo beschroomde geest tot wanhoop brengen!
[5] We moeten wel toegeven dat het zitten geen pijn veroorzaakt zoals op aarde het geval was. Ook is het bepaald niet onaangenaam om zich voortdurend in een heel prettig en vroom gezelschap te bevinden; ook ons oog wordt bij het aanschouwen van de goddelijke drie-eenheid altijd zeer aangenaam getroffen. De spijzen en dranken zijn zo smakelijk dat ze ons gehemelte en onze maag niet gaan tegenstaan. Zo nu en dan hoort men van de vele gasten aan tafel ook hele liefelijke, aangename gezangen die heel prettig in de oren klinken.
[6] Kijk, dat zou allemaal wel in orde zijn, maar als je bedenkt beste vriend, dat daar die verschrikkelijke eeuwigheid nog eens bijkomt, dan moet je toch, als je tenminste een beetje levendig, menselijk gevoel in je hebt, zelf ook tot in het diepst van je ziel huiveren. Want zoals men op aarde gewoonlijk zegt, is het logisch en juist dat het leven een vrije bewegende kracht is. Kijk, deze kracht voelen we in onszelf, maar we moeten ondanks dit levendige gevoel eeuwig aan tafel zitten! Is dat niet duidelijk in tegenspraak met het begrip leven?
[7] Bovendien moet ik hier op grond van mijn ervaringen die ik op aarde heb opgedaan, nog een opmerking aan toevoegen en ik geloof dat je daaruit gemakkelijk kunt opmaken hoe onnatuurlijk deze hemel met betrekking tot het menselijke gevoel is. Toen ik destijds op aarde een jonge levenskrachtige man van ongeveer dertig jaar was, ontmoette ik als vrijgezel bij toeval eens een meisje, dat ik zo hemels mooi. vond dat ik in mijn hart zei: mijn God en mijn Heer, als U mij dit meisje tot vrouw geeft zal ik daar gelukkiger mee zijn dan wanneer U mij dadelijk vrije toegang tot de hemel zou geven! Ik heb ook direct in mijn hart gezworen dat deze hemelse engel mijn vrouw moest worden. Na zo'n eed deed ik dan ook al het mogelijke om haar tot de mijne te maken. Dat kostte me heel wat moeite en inspanning, maar hoe harder ik voor deze aardse engel moest vechten, des te gelukkiger dacht ik, zou ik mij voelen als ik haar eenmaal zou bezitten. Ja, in mijn fantasie ging ik werkelijk zo ver dat ik me voorstelde dat, wanneer deze vrouwelijke engel voor altijd voor me zou staan en ik haar steeds van top tot teen zou kunnen bekijken, ik daar onmogelijk ooit genoeg van zou krijgen.
[8] En zie, na een bijna twee jaar durende bittere strijd werd deze engel werkelijk mijn vrouw. Voorwaar, de eerste tijd geloofde ik zelf nauwelijks dat ik echt de gelukkige was die nu met het volste recht tegen deze engel kon zeggen: mijn liefste vrouw! Ik was overgelukkig! Maar kijk, na ongeveer twee jaar was deze engel voor mij zoiets gewoons geworden dat het me vaak behoorlijk veel zelfverloochening kostte om tenminste fatsoenshalve en eershalve bij haar thuis te blijven. In het begin was ik in mijn hart ook zo jaloers dat ik op een echte engel uit de hemel kwaad zou zijn geworden als die het had gewaagd om in de huurt van mijn hemelse ideaal te komen. Maar na twee jaar, moet ik je tot mijn eigen schande eerlijk bekennen, was ik vaak echt blij als mijn hemelse ideaal zo nu en dan eens bezoek kreeg, zodat ik tijd vond om wat in de vrije, goddelijke natuur te wandelen.
[9] En kijk, toen al dacht ik bij mezelf: mijn God en mijn Heer, als het later met de hemel ook zo gesteld is, dan zal deze niet bepaald aan de behoeften van de mens voldoen. Toch dacht ik daarnaast: mocht de hemel ook zo'n eeuwige eentonigheid zijn, dan zal God de gevoelens van een onsterfelijke geest wel zo veranderen dat hem de eeuwige eentonigheid toch een eeuwig onuitsprekelijke zaligheid zal bereiden. Nu heb ik dan de werkelijke hemel geproefd en ik zeg je, het gaat me geen haar beter; integendeel, nog aanzienlijk slechter dan het mij in mijn aardse hemel is vergaan. Wanneer de Heer dat fatale gevoel van verveling, vooral bij het vooruitzicht op de eeuwige eentonigheid niet uit mijn lichaam verwijdert, zou ik werkelijk veel liever voor eeuwig op aarde houthakker willen zijn. Want, beste vriend, ik zeg je nog eens, het idee dat alles wat men hier geniet, zonder de minste afwisseling eeuwig zal duren, is iets verschrikkelijks!
[10] Oordeel nu zelf over hetgeen ik in mijn wanhoop heb gezegd en doe met ons wat je wilt. Naar die tafel laat ik me echter niet meer brengen, al doe je nog zoveel moeite! Nog liever wil ik eeuwig in deze tuin rondzwerven en als ik honger krijg, zelf iets te eten van de bomen proberen te bemachtigen; maar zoals gezegd: ik ga niet meer terug naar de tafel!
[11] Ik moet je ook zeggen dat de herinneringen aan mijn werkzame aardse leven mij hier werkelijk een nog groter genoegen verschaffen dan de hele hemelse tafel, met uitzondering vanzelfsprekend van de aanschouwing van de goddelijke drie-eenheid. Daarover zou weliswaar ook nog het een en ander te zeggen zijn, maar dat thema is te heilig en wij zijn niet waardig om ons daarover nader uit te spreken. Beoordeel daarom slechts dit en handel ernaar.
«« 50 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.