Bevrijding uit de schijnhemel

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 54 / 101 »»
[1] Kijk nu, naargelang het vaartuig de oever nadert, herkent onze woordvoerder zijn tafeldienaar, die hij zich nog goed herinnert, ook steeds beter. Daarom wendt hij zich tot zijn gezelschap en zegt: kijk daar eens, als dat niet onze fraaie tafeldienaar is, dan is onze natte ondergrond geen water. O, hij is het; zijn hele manier van doen, zijn gezicht, zijn lange blonde haren; kort en goed, hoe dichter we bij hem komen des te beter herken ik hem! Had ik nu maar een klein beetje almacht, dan zou ik graag een kleine donderbui op hem afsturen. Aangezien ik dat niet kan, zullen hem toch tenminste als we bij elkaar zijn, enkele goedgekozen, scherpe woorden uit mijn mond treffen. Ik kan toch niet geloven dat er in dit geestenrijk, dat wil zeggen daarboven in die verdachte hemel en hier beneden in dit land, twee geesten te vinden zijn die als twee druppels water op elkaar lijken. We zullen daarom ook niet doen alsof we hem al eerder hadden gezien, maar afwachten wat hij zelf wellicht gaat zeggen als we allemaal aan land zijn. Zegt hij echter niets, dan zal ik wel een gesprek met hem aanknopen en zeker te weten komen of hij de tafeldienaar is of niet! Een ander uit het gezelschap zegt tegen de woordvoerder: luister vriend, stel dat deze geest, die kennelijk op ons staat te wachten, de ons bekende tafeldienaar is, dan denk ik heel anders over de manier waarop we met hem moeten omgaan dan jij, beste vriend en broeder. Kijk, het was toch zonder meer jouw en ons aller wil om uit de vorige zit-, eet- en gaaphemel weg te komen. De dienaar heeft jou dat bij mijn weten ook toegezegd. Dat hij juist daarboven niet meer naar ons toe is gekomen, verbaast me helemaal niet, want, sta me toe, ten eerste ben jij meteen na zijn vertrek vanwege de verkeerde tekst tegen hem van leer getrokken en ten tweede heeft niemand van ons, juist om die reden, zijn raad met betrekking tot onze gedragsregels in acht genomen. Dat hij ons daarom min of meer aan ons lot heeft overgelaten en ons inderdaad in grote verlegenheid heeft gebracht vind ik, in aanmerking genomen dat we hem werkelijk bruut behandeld hebben, zonder meer volkomen terecht. Omdat we zo wonderbaarlijk werden gered en ongedeerd zijn gebleven, en dat zeker alleen aan hem te danken hebben, ben ik van mening dat we onze donderbui, onze scherpe woorden en slimme benaderingswijze beter achterwege kunnen laten. Anders zou hij misschien op het idee kunnen komen ons nog eens te vergeten en dit land dat nu zo dichtbij is, eveneens zo losjes te maken als dat daarboven in de hemel.
[2] De woordvoerder zegt: zeer geachte vriend en broeder, goedbeschouwd heb je gelijk; ik was wat heetgebakerd, maar jou woorden hebben me nu volkomen nuchter gemaakt. Deze dienaar kon wel eens een vermomde engel zijn, hoewel ik bij hem nog geen vleugels heb gezien, maar die kan hij best onder zijn gewaad verborgen hebben. En als dat zo is - de heilige drie-eenheid sta me bij - dan zouden we toch aan het kortste eind trekken, want zo'n engel moet ontzettend sterk zijn. Ik heb me eens door een echt vrome geestelijke laten vertellen dat zo'n engel met zijn enorme kracht heel gemakkelijk met één slag van zijn grote, vlammende zwaard de hele aarde in tweeën kan slaan. Als we hem hier dus wat al te grof bejegenen zou best eens kunnen blijken dat hij onder zijn gewaad behalve zijn vleugelpaar ook een goed gevormd, vlammend zwaard verbergt. Ik wil verder niet spreken over wat hij daarmee, gezien onze ontzettende zwakheid, allemaal zou kunnen doen.
[3] Ik ander zegt: ja, ja, beste vriend en broeder, op dit punt heb jij weer gelijk. Ook al lijkt hij niet zo goed thuis te zijn in de Heilige Schrift, daarom kan hij toch wel een echte engel zijn; en dus zullen wij hem dan ook heel deemoedig tegemoet treden.
[4] Een derde uit het gezelschap merkt op: luister broeders, zes ogen zien meer dan twee! Ik ben van mening dat wij ook met betrekking tot de Heilige Schrift en de tekstverwisseling, of beter gezegd de naamsverwisseling beslist geen ophef moeten maken. Hoe kunnen wij eigenlijk weten welke plaats het goddelijke woord bij hemelse geesten en in het bijzonder bij engelen inneemt, hoe zij het lezen en hoe zij het begrijpen? Het is ook heel goed mogelijk dat Johannes deze uitspraak over Christus wel heeft gedaan, maar deze niet zelf heeft opgeschreven; ook kan zij door de vele overleveringen, evenals bij mijn weten een hele brief van Paulus, voor de wereld verloren zijn gegaan. In de hemel zullen dergelijke zaken zeker niet verloren gaan. Daarom denk ik, zoals reeds gezegd, dat wij wat dat betreft ons in onze onwetendheid wat bescheidener moeten opstellen. Zoals jullie weten was ik op aarde zelf een geestelijke en zelfs doctor in de theologie en heb als zodanig in het heilige boek ook wel menig hiaat gevonden. Maar ik heb me getroost met de gedachte dat als dergelijke verdwenen passages voor het heil van de mensen onontbeerlijk zouden zijn, de Heer het ook nooit zou hebben toegelaten dat ze verloren zouden gaan. En verder dacht ik nog dat dergelijke passages eens in de hemel voor een hoger geestelijk doel in zuiverste vorm aanwezig zullen zijn. Kijk, de woordvoerder en ook alle anderen zijn met dit voorstel volkomen tevreden.
[5] Inmiddels is ons vaartuig bij de oever aangekomen en het hele gezelschap, meer dan honderd man sterk, begeeft zich aan land, waar de tafeldienaar die hen staat op te wachten, hen met open armen tegemoet gaat. Onze woordvoerder gaat heel eerbiedig naar hem toe en zegt: ben je het, of ben je het niet? De tafeldienaar zegt: ja, ik ben het! En we zijn hier weer samengekomen, zoals ik je boven al te kennen heb gegeven. Je hebt je met jouw gezelschap niet aan de door mij gestelde voorwaarden gehouden, en naarmate je hiervan bent afgeweken, heb ik de mijne ook moeten bijstellen. Toch wilde ik je van jouw schijnhemel bevrijden. Daarom moest ik aan de hand van jouw veranderde maatstaf ook een andere weg bewandelen om jou en dit hele gezelschap uit de schijnhemel te halen.
[6] Je vraagt mij nu wat de hoogst wonderbaarlijke betekenis van zo'n eigenaardige weg is en je vraagt verder nog wat de kennelijke tegenspraak tussen de door mij aan tafel getoonde stevigheid en de daarna toch spoedig volgende plaatselijke, complete instorting van die hemel betekent. Want in zijn natuurlijke betekenis zou zoiets flagrante oplichterij zijn. Ik zeg je: dat heeft allemaal een betekenis die volkomen met jullie innerlijk overeenstemt, want toen ik je, nog aan tafel, de stevigheid van jouw hemel liet zien, toonde ik jou niets anders dan de nog stevige grondvesten van jouw op misvattingen berustende hemel.
[7] Toen jij echter in mijn nabijheid de onvolmaaktheid en weerzinwekkende dwaasheid van jouw hemel begon te voelen, verhief je je uit het centrum van jouw dwaling en vluchtte met velen die, heimelijk ook door mij aangespoord, jouw inzichten deelden. Op de uiterste grens van jouw dwaling toonde ik jou alles wat jou nog aan je dwaze hemel bond. Daar had je aandacht aan moeten schenken, maar zelfs aan de grens van jouw dwaling bleef je daar nog aan vasthouden en wilde je maar niet inzien wat ik tegen je gezegd had. Daarom wilde je dan ook in je dwaling verdergaan. Niet ik, maar het woord dat ik tot je heb gesproken, heeft ondanks jouw wil om je eigen weg te volgen, jouw dwaling losgeweekt, zodat er op menige plaats een scheur ontstond waardoor je heel gemakkelijk de geheel verkeerde basis van je schijnhemel vermocht in te zien. Ja, tenslotte heeft mijn woord jou helemaal gevangengenomen. Zij die nog te zwak waren, werden daardoor door een nieuwe kloof van jou gescheiden en zo werd jij, zoals gezegd, volkomen gevangen.
[8] Omdat daardoor jouw dwaling steeds meer begon in te zakken, vluchtte jij met jouw gezelschap op de muur. Deze muur was het goddelijke Woord, dat weliswaar in jou is blijven hangen, maar in al zijn fragmenten voor jou nog totaal onbegrijpelijk was. Daarom had hij voor jou en jouw gezelschap ook geen draagkracht. Hij leek uiteen te wijken en viel met jullie in de diepte, dat wil zeggen het Woord, dat tot dan toe alleen jullie verstand bezighield, viel voor een klein deel in de levende diepte van jullie harten. Al spoedig zagen jullie een groot water onder je, dat jullie dreigde te verslinden. Maar dit water was niets anders dan de zichtbare wijsheid van inzicht, die in dit geringe fragment van het Woord, dat in jouw diepte viel, verborgen is. Met deze 'woordmuur' in jouw hart bereikte je al gauw de grote, lichte zee van inzicht en het Woord werd voor jou en jullie allemaal een zekere drager over de oneindige stromen van goddelijke wijsheid, die ook in dit kleine Woordfragment verborgen ligt. Toen je heimelijk het Woord steeds meer in je opnam, droeg het jou naarmate je opnamevermogen groeide, steeds dichter naar een vaste levensoever toe. En je kon deze niet bereiken voordat dit woord volkomen zou zegevieren over de eigendunk van jouw hart. Het Woord heeft echter gezegevierd en daarom ben je daarmee ook op de vaste oever beland.
[9] Denk maar eens terug aan al die belachelijke kletspraatjes, die trouwens allemaal een product van jouw goedmoedige oppervlakkigheid zijn; dan zul je gemakkelijk inzien hoe onhoudbaar en leeg al jouw begrippen over God en hemel zijn. Nu pas bevind je je op de eerste ware grond van het Woord; zoek daarom ook op deze grond, dan zul je, evenals jouw gezelschap, God en de hemel vanuit een heel ander gezichtspunt leren kennen.
[10] Kijk daar, tussen morgen en middag staat een groot paleis. Daarheen moeten jullie je begeven. Jullie zullen daar alles vinden wat je nodig hebt.
[11] Onze woordvoerder zegt: o, lieve hemelse hooggewaardeerde vriend, wil je dan niet zo goed zijn om ons daarheen te begeleiden? De vermeende tafeldienaar zegt: dat is niet nodig, want jullie zullen de weg daarheen niet missen, maar ik zal zo snel als een gedachte vooruitgaan en jullie daar ontvangen en introduceren. Daar pas zullen we enkele woorden over Johannes en Paulus nader belichten, dan zullen we wel zien wie van ons op het gebied van het Woord het meest kundig is. Volg mijn raad dus op en ga daarheen. Amen! Kijk, de vermeende tafeldienaar is plotseling verdwenen en ons nogal verblufte gezelschap begint de aangegeven weg op te gaan. Wij zullen hen weer volgen en getuige zijn van al het gedenkwaardige dat zich nog zal voordoen.
«« 54 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.