[2] De prior zegt: ik heb werkelijk iets gevonden dat in het gunstigste geval een redelijk excuus voor de biecht zou zijn. Maar of deze vondst ook ten gunste van mij gerekend kan worden, is een heel andere vraag. Ik moet evenwel oprecht bekennen, dat van alles wat met deze kwestie te maken heeft, dit punt voor mij persoonlijk vooral met betrekking tot de biecht het meest troostrijke was. Maar of deze troost door mij terecht of onterecht werd aanvaard, dat is weer een andere vraag.
[3] Het punt zelf is echter de `gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester', die, wanneer men het goed bekijkt, zich in zijn positie bijna net zo gedraagt als een biechtvader tegenover zijn biechtkinderen. De Heer prees de onrechtvaardige rentmeester en zei zelfs tegen zijn leerlingen dat ook zij zich op dezelfde manier vrienden moesten maken met onrechtvaardig goed, opdat deze dan, wanneer de Heer rekenschap van Zijn rentmeester zal eisen, hem in hun hemelse woningen mogen opnemen.
[4] Kijk, dat is dan ook alles wat ik te mijnen gunste heb kunnen vinden. Ik denk ook dat veel van mijn biechtelingen door de Heer zijn opgenomen en zich in de hemelse woningen zullen bevinden. Ik was inderdaad een onrechtvaardige rentmeester en heb me bezondigd aan het onrechtvaardige goed van het goddelijke woord. Ik heb ten nadele van de grote Heer des huizes met dit onschatbare goed gewerkt, en omdat ik het in de letterlijke betekenis van het woord in schandelijke mammon heb omgezet, kan het voor mij in hoge mate als onrechtvaardig goed worden beschouwd.
[5] Hoe vaak heb ik niet de allergrootste schuldenaars van de Heer in de biechtstoel hun schuld uitgewist? Ik schold hun het hoofdkapitaal volkomen kwijt en liet slechts een gering kapitaal voor de schuldenaar over, want de kleine dagelijkse zonden kunnen als een achtergebleven smet van de grote worden beschouwd. Alleen voor deze moest een zuiverende boetedoening verricht worden, waarbij de nodige louterende middelen werden aangereikt, waardoor de schuldenaar zonder enige moeite van zijn kleine schuld af kon komen.
[6] Dat de kerk eigenmachtig zulke middelen heeft voorgeschreven, die niet alleen ik maar elke priester in soortgelijke dagelijkse gevallen van schuld streng verplicht was te gebruiken, daar kon ik evenmin iets aan doen als al mijns gelijken. Hier heb je nu alles wat ik jou kan geven. Jouw wijsheid zal deze zaak beter beoordelen dan al mijn verstand.
[7] Nu zeg ik: wel beste vriend en broeder, ik heb jouw verontschuldiging aangehoord en zeg je dat ze voor de oorbiecht wel deugt, maar hoe? Dat is een andere vraag die ik meteen beantwoorden zal.
[8] Als het hart van een biechtvader werkelijk van liefde vervuld is en hij de biecht gebruikt om bij die gelegenheid de biechteling aan te duiden wanneer en op welke manier hem alleen door de Heer de zonden worden vergeven, en hij hem laat zien dat de biecht op zich, zonder het in acht nemen van deze vriendelijk aangeraden middelen en de volledige toepassing daarvan, niet het minste effect zal hebben, maar dat daarentegen een zondaar, indien hij bij de biecht aan de volledige kwijtschelding van zijn zonden gelooft, door zo'n biecht alleen nog verstokter en onverbeterlijker wordt. Wanneer de biechtvader de biechteling bovendien nog heel vriendelijk en liefdevol de raad geeft, dat hij heel zorgvuldig en ernstig moet proberen om door het voortaan vermijden van al zijn beleden zonden, op de weg die door het evangelie wordt aangewezen, zonder onderbreking voort te gaan - de enige weg die tot de wedergeboorte van de geest leidt - en de biechteling daarop de biechtvader oprecht belooft dat hij al het mogelijke zal doen om die raad op te volgen waarop de biechtvader hem in Naam van de Heer zijn beleden zonden kwijtscheidt, dán alleen is hij een echte biechtvader en kan in dit geval worden beschouwd als een `onrechtvaardige' rentmeester.
[9] Je vraagt je nu wel af, hoe een biechtvader in dit geval nog een 'onrechtvaardige' rentmeester kan zijn? Je kunt ten dele al uit mijn relaas opmaken dat niemand het recht heeft om tussen twee personen die bij elkaar in de schuld staan, die schuld te delgen, behalve wanneer een derde tussen de schuldenaar en de schuldeiser optreedt, hen door de leer der liefde weer tot elkaar brengt en voor de arme schuldenaar liefdadig uit eigen kas aan de schuldeiser de schuld betaalt. Maar let wel, dat kan alleen maar wanneer beide partijen volkomen broederlijk en vriendschappelijk met zo'n liefdadige schulddelging akkoord gaan.
[10] Ten tweede is het onrechtvaardige rentmeesterschap van zo'n eerlijke biechtvader nog heel goed te herkennen in de tekst uit de Schrift waarin de Heer tegen Zijn apostelen en leerlingen zegt: `Wanneer jullie echter alles hebben gedaan, zeg dan en beken: wij zijn onnutte dienstknechten!'
[11] Ik denk dat het in dit geval niet meer nodig zal zijn jou nog uitvoeriger te onderrichten, want als je nog een vonkje geloof in het evangelie hebt, dan moeten mijn woorden als een eeuwig onomstotelijke waarheid volkomen duidelijk voor jou zijn. Je zegt me nu in je hart: ik begrijp het allemaal maar al te goed; maar wat zal er nu met mij en ons allemaal gebeuren? We kunnen immers geen van allen als onrechtvaardige rentmeesters worden aangemerkt, want zoals we hier voor jou staan, hebben we nooit met zulke zuivere bedoelingen de biecht afgenomen. Ik zeg je echter: de weg ligt al open en je zult al heel vlug de gelegenheid krijgen om hier in het rijk van absolute betrouwbaarheid een betere onrechtvaardige rentmeester te zijn dan op aarde, waar het jou aan licht en aan levend geloof volkomen ontbrak.
[12] Zie achter ons de hele groep bedrogen leken, zie de grote menigte leken in dit paradijs, zie verder de aanzienlijke menigte `zielenslapers' in dit klooster van jullie verkeerde grondbeginselen! Ga erheen en predik hun het ware evangelie. Breng allen hier, dan zul je daardoor de eerste stap zetten om een waarachtige `onrechtvaardige rentmeester' in Gods rijk te worden.
[13] De prior zegt: o goddelijke vriend en broeder, is het dan toch nog mogelijk dat ik aan de hel ontkom?!
[14] Ik zeg: wie heeft jou dan tot de hel verdoemd? Denk je dat de boden van de Eeuwige Liefde zoiets doen? Als jij jezelf niet verdoemt door jouw onbuigzame gemoed en als je, zoals ik zie, in jouw hart liefde voor de Heer voelt, waar is dan degene die daarboven nog de macht zou hebben om jou tot de hel te verdoemen? Denk je dat de Heer Zijn boden zendt om te verdoemen? O, dan vergis jij je toch deerlijk!
[15] De Heer zendt Zijn boden om te verlossen, maar eeuwig nooit om te verdoemen. Houd je daarom niet meer bezig met dwaasheden maar laat jouw liefde voor de Heer sterk ontvlammen, ga met zo'n liefde naar je broeders en leid hen allemaal uit hun gevangenissen naar hier. Dan pas zul je ondervinden hoe de Heer Zijn kinderen oordeelt.
[16] Geloof me, ook in de hel is de Heer puur liefde en daarin bevindt zich niet één slechte geest die niet het recht zou hebben om, als hij maar wil, als een verloren zoon naar de Vader terug te keren! Als dit nu absoluut zeker en betrouwbaar zo is, dan zul je uit jouw liefde voor de Heer ook wel kunnen opmaken dat Zijn almacht jou niet voor de hel heeft geschapen. Daarom, ga nu en doe wat ik je gezegd heb zodat je spoedig verlost zult worden!
«« 86 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.