[2] Dat er achter dit inzicht nog een derde, en achter de derde nog een vierde ligt, moet duidelijk zijn voor iedereen die weet dat het doel dat met elk kwaad bereikt wordt, bepaalde gevolgen met zich meebrengt en dat pas in dit doel de grond- of hoofdoorzaak van het kwaad te onderkennen valt. Als iemand namelijk de gevolgen van de zonde niet heeft gezien en de oorzaak van de zonde niet volledig onderkent, dan is hij nog steeds niet zo vrij en standvastig om voldoende afkeer van de zonde te hebben. Heeft hij echter ingezien dat het gevolg het resultaat van een onveranderlijke wetmatigheid is en heeft hij de reeds daarin verborgen oorzaak onderkent, dan pas wordt hij vanuit zijn vrije inzicht en zijn vrije wil een volkomen standvastige tegenstander van al het kwaad.
[3] Maar waar moeten onze leerlingen naartoe gaan om dat in te zien? Zij moeten aan de zijde van machtige en zeer ervaren geesten de hellen doortrekken en wel vanaf de eerste tot en met de laatste of onderste. In de eerste en tweede zien zij de gevolgen van het kwaad en vooral in de tweede hoe binnen de nog goed zichtbare gevolgen de oorzaak van het kwaad al steeds meer begint door te schemeren. Pas in de derde, onderste hel leren ze de grond- of hoofdoorzaak van al het kwaad kennen.
[4] Menigeen zou misschien kunnen zeggen: de gevolgen en de oorzaak zijn twee punten van een cirkel die op een en hetzelfde punt samenvallen, want niemand zal toch zeker een handeling verrichten zonder het beoogde doel gerealiseerd te willen hebben.
[5] Wanneer iemand bijvoorbeeld heimelijk besluit om iemands geld te stelen, dan hebben de liefde voor het geld en zijn zelfzucht hem tot deze handeling aangezet; dat was stellig de oorzaak van zijn handelen. Heeft hij zich nu door diefstal het geld toegeëigend, dan is dat toch zeker het gevolg van zijn handeling. Dit was en is echter niets anders dan de gerealiseerde oorspronkelijke oorzaak voor de handeling zelf.
[6] Ik zeg echter: als men de zaak vanuit dit standpunt beschouwt, dan doet men niets anders dan het plegen van hoogverraad ten opzichte van zijn eigen inzichten en men geeft daardoor te kennen dat men met de innerlijke wijsheid nog nooit iets van doen heeft gehad. Daarom zullen we meteen een tegenvoorbeeld geven waaruit duidelijk zal blijken dat het gevolg en de eigenlijke oorzaak van de handeling er heel verschillend uitzien.
[7] Voor we het voorbeeld geven, moeten we nog wel enkele stellingen bekendmaken die uit de goddelijke ordening voortvloeien en waarin van elke handeling van eeuwigheid her het vastliggende gevolg aangeven wordt en daarin wordt dan in overeenstemming met de handeling de oorzaak zichtbaar.
[8] De stellingen luiden als volgt: elke handeling heeft een daarmee overeenstemmend gevolg, dat door God zelf is vastgesteld en gesanctioneerd. Dit gevolg is het onveranderlijke gericht dat aan elke handeling gekoppeld is. Zo is dus door de Heer bepaald dat elke handeling zich tenslotte zelf oordeelt.
[9] Zoals echter voor elke goede handeling alleen de Heer als oorzaak kan worden beschouwd, zo ligt het ook voor elke slechte handeling. Elke slechte handeling heeft bijgevolg ook altijd een en dezelfde oorzaak. Dat zijn de leerstellingen.
[10] Nu zullen we deze met voorbeelden toelichten. Laten we een hoereerder nemen. Deze bedreef zolang hij leefde zonder pardon en meedogenloos ontucht. Uiterlijk kon niemand de gevolgen van het kwaad aan hem zien, want op het lichaam is daarvan niet altijd een afspiegeling te zien. Toch had deze man door zijn zondige handelwijze zijn geest geheel en al tot een grof vleselijk materiële liefde omlaaggehaald en daardoor zijn levenskrachten, materieel en geestelijk gezien, verspild. Wat rest hem tenslotte nog? Niets anders dan het poliepenleven van zijn ziel. Deze belandt in het hiernamaals met niets anders dan haar zinnelijke, vleselijke genotzucht. Haar streven is als dat van een poliep, namelijk op haar manier ononderbroken blijven doorgenieten. Van een geestelijk geleide reactie is geen sprake meer, omdat de geest tijdens zijn leven in het lichaam reeds tot op de laatste druppel met de zinnelijke ziel is samengesmolten.
[11] Vraag: kan een dergelijke ziel in het hiernamaals nog tot een hogere vorm van leven toegankelijk of bekwaam zijn? Wie dit echt wil weten, moet maar eens een poliep uit de zee opvissen en proberen of hij hem in de lucht kan laten springen. Dit karwei zal zeker niemand lukken, want zodra hij de poliep uit zijn modderelement tilt en op een droge plek in de zuivere lucht legt, zal de poliep spoedig afsterven, ineenschrompelen, vergaan en tenslotte tot een leemachtige kluit opdrogen.
[12] Kijk, precies hetzelfde is ook het geval met zo'n wellustige, genotzuchtige ziel. Ze is een modderpoliep, die slechts één levenwekkende begeerte heeft, namelijk die van het genieten. Haar hele intelligentie is erop gericht om zich dit genot te verschaffen. Wat is hiervan het gevolg? Niets anders dan de ellendige en hoogst beklagenswaardige toestand van de ziel zelf, namelijk het steeds dieper terugvallen in een allerordinairste en laagste dierlijke toestand. En het is nu juist deze toestand, die men de 'eerste hel' noemt. Dit is dus het heel natuurlijke, volgens de rechtvaardige ordening bereikte gevolg, zodat de ziel door deze verboden handelwijze tenslotte terugkeert naar de onderste, dierlijke toestand van waaruit zij vroeger langs zoveel trappen door de Heer opwaarts tot vrij mens werd verheven.
[13] Deze resulterende toestand wordt echter met betrekking tot de genotzucht door de Heer bijzonder kommerlijk gehouden, opdat daardoor de geest, die zich nog steeds in de ziel bevindt, zich steeds meer van de zinnelijkheid zou kunnen losmaken. Deze operatie is de enige waardoor zo'n ziel, samen met haar geest, mogelijkerwijs nog te redden is. Wordt de ziel namelijk alsmaar gevoed, dan wordt haar begeerte steeds sterker en zal er van een redding van de geest zeker eeuwig geen sprake meer kunnen zijn.
[14] Wat is in het ergste geval gewoonlijk het tweede gevolg van deze noodzakelijke behandelwijze?
[15] Luister! Aangezien de geest van zo'n ziel volkomen een met haar was, is ook zijn gehele liefde in de begeerlijkheid van zijn ziel overgegaan. Wordt hij nu door het vasten van de ziel vrijer, dan treedt hij boosaardig en zeer diep beledigd en gekrenkt op, omdat men hem, door het onthouden van voeding aan zijn hoogst eigen ziel, heeft laten verkommeren om hem zodoende te beteugelen.
[16] Omdat hij beledigd en gekrenkt is, wordt de geest woedend en verlangt schadevergoeding. Maar waar vindt hij deze? In de tweede hel!
[17] Wat is nu de tweede hel? Niets anders dan het gevolg van de eerste. En door dit gevolg wordt de eigenlijke oorzaak van de eerste handelwijze reeds zichtbaar.
[18] Want de toorn is niets anders dan een vrucht van de buitensporige eigenliefde en deze heeft haar wortels in de heerszucht, die de drijfveer van al het kwaad is, en zijn woonplaats is de derde of onderste hel. Hoe zich tenslotte uit de tweede hel ook nog een derde ontwikkelt en hoe onze leerlingen dit alles praktisch moeten mee aanzien en ervaren, zullen we in het vervolg zien.
«« 106 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.