[2] Waarom kan het voor de mens zo'n verdoemend gericht worden, wanneer hij in een hoogst passieve toestand wel moet zondigen tegen een goddelijke ordening die hij onmogelijk in stand kan houden omdat hem daartoe de kracht, die men slechts uit heel veel ervaringen kan opdoen, geheel ontbreekt!
[3] Goed, zeg ik, wie mij zo'n verwijt maakt, vraag ik vriendelijk het voorgaande wat grondiger door te nemen. Hij zal daar het bewijs vinden dat ik helemaal niet heb beschreven wie er in de hel komt en hoeveel er dat zijn; ik heb slechts aan iedereen te kennen gegeven wat er bij de mensen als pure hel in de verschijningsvorm optreedt. Op de gehele aarde is er namelijk niet één mens zo volmaakt, dat hij niet de hele hel volkomen in zich zou dragen, evenals hij ook de hele hemel in zich draagt.
[4] Zoals ik vooraf voldoende heb uitgelegd wat in de mens de hemel is en hoe deze in hem tot stand komt en zich verbreidt, zo moet ik immers ook laten zien hoe in de mens de hel tot stand komt en zich verbreidt.
[5] Het zou treurig en hoogst onbarmhartig zijn als een mens, omdat hij de volmaakte verschijningsvorm van de hel in zich draagt, ook meteen een bewoner van die hel zou worden. Zou dat het geval zijn, dan zouden ook alle engelen helse geesten moeten zijn, want ook zij dragen het volmaakte beeld van de hel als verschijningsvorm in zich. Zou dat niet het geval zijn, dan zou het geen engel mogelijk zijn ooit dit oord binnen te dringen om daar de opstandige geesten tot rust te brengen. Ikzelf zou jullie de hel niet kunnen tonen en onthullen als ik haar niet volledig in mij zou hebben. Bovendien zou het voor de bewoners van de hemel ook heel gevaarlijk zijn als ze de overeenstemmende verschijningsvorm van de hel niet in zich zouden hebben, omdat ze dan niet zouden kunnen zien wat de hel allemaal tegen hen onderneemt.
[6] Zo kan geen enkele geest in de hele hel ook maar iets tegen ons ondernemen, wat wij niet ogenblikkelijk in onszelf kunnen zien.
[7] Tevens verhouden hel en hemel zich in de mens als twee tegengestelde polen, zonder welke men zich geen bestaand voorwerp kan indenken.
[8] Daarom is het dienstig dat iedereen ter kennis neemt, dat er hier absoluut niet over wordt gesproken wie er in de hel komt, want dat zou betekenen dat de mensheid op aarde geoordeeld zou worden, maar alleen over wat de hel in wezen is.
[9] Dat echter dergelijke ontrouw in de liefde in wezen zuiver hels is, kan iedereen begrijpen uit het feit dat de fundamenten van deze ontrouw bestaan uit eigenliefde en heerszucht.
[10] Want wat is jaloezie anders dan het aanwakkeren van eigenliefde, zelfzucht en heerszucht? Iemand die jaloers is, is niet jaloers omdat zijn uitverkorene te weinig liefde zou hebben, maar alleen omdat hijzelf in zijn verlangen beperkt wordt en vindt dat zijn uitverkorene, van wie hij juist de hoogste waardering verwachtte, zijn waarde onderschat.
[11] Vraag: is dat niet de totale tegenpool van de gesteldheid waarin men zichzelf uit liefde tot zijn naaste, van welk geslacht dan ook, helemaal moet vergeten om er helemaal te zijn voor het welzijn van zijn naaste?
[12] Hoe kan echter de mens deze fundamentele hel in zichzelf onderdrukken en deze niet actief, maar zuiver passief maken?
[13] Dat is buitengewoon gemakkelijk. Men moet de beledigde evenals de beledigende partij van ganser harte vergeven in naam van de Heer en de beledigde evenals de belediger eveneens in Naam van de Heer zegenen (het spreekt vanzelf dat dit in alle ernst moet gebeuren), dan heeft men de gehele hel in de mens reeds in bedwang.
[14] Waarlijk, ik zeg jullie: een berouwvolle blik naar onze goede Vader is voldoende om voor alle eeuwigheid aan de hel te ontkomen! Kijk maar eens naar de misdadiger aan het kruis, hij was een rover en een moordenaar; maar toen keek hij op naar de Heer en sprak met een diep en smartelijk berouw in zijn hart: 'O Heer, als U in Uw rijk komt en over ons grote misdadigers gericht houdt, denk dan aan mij en straf mij niet te zwaar voor de grote misdaden die ik heb begaan!'
[15] En kijk, de grote, almachtige Rechter sprak tot hem: 'Waarlijk, heden nog zul je met Mij in het paradijs zijn!'
[16] Uit deze ware gebeurtenis kan toch hopelijk iedere maar enigszins gelovige christen opmaken, hoe bijzonder weinig er eigenlijk voor nodig is om de gehele onderste, machtigste hel voor eeuwig in bedwang te houden.
[17] Het voorbeeld van de Samaritaanse vrouw bij de Jacobsbron is te vergelijken met het vorige, want de Heer sprak tot de vrouw, die met zeven mannen een verhouding had gehad: 'Vrouw, geef Mij te drinken!' En verder: 'Als je zou weten wie Hij is die tot jou zegt: vrouw, geef Mij te drinken, dan zou je tegen Hem zeggen, geef mij te drinken van het levende water, opdat ik eeuwig geen dorst meer zal hebben!' Zo luidden waarheidsgetrouw de woorden die daar ter plekke gewisseld werden.
[18] Wie ziet hier niet welk een geringe tegenprestatie de Heer van deze zondares verlangt voor het verkrijgen van het hemelrijk: slechts een slok water! Zo kent ook iedere christen die maar enigszins in de Schrift thuis is, het voorval met de echtbreekster en het leven van Maria Magdalena. De schuld van de eerste schrijft de Heer tweemaal in het zand en Magdalena mocht Zijn voeten zalven en was degene tot wie de Heer het eerst kwam na Zijn opstanding! Eveneens laat de Heer ook bij de verloren zoon en bij het zoeken van het honderdste verloren schaap zien, hoe weinig Hij van een zondaar voor het verkrijgen van genade en ontferming verlangt!
[19] Daarom willen we hier ook niet mededelen wie er in de hel komt, maar alleen hoe het wezenlijk met de hel gesteld is.
«« 117 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.